In contact workshops 13 september 2022 : 11.30 u. - 13.00 u.

Symposia (90 min)

Workshops (60 min) en mededelingen (20 min)

 

Symposia

S1: Slaapproblemen 

Door Saskia van der Oord, klinisch psychologe KU Leuven

Slaapproblemen bij kinderen en jongeren leiden vaak tot (een verergering) van gedrags-, emotionele en schoolproblemen, en ontregelen het gezinsleven. Dit symposium beschrijft Vlaams onderzoek van de UGent en KU Leuven naar slaapproblemen bij kinderen en jongeren, en onderzoek naar slaapproblemen bij een specifieke groep die vaak last heeft van slaapproblemen: jongeren met ADHD. Ook wordt toelichting gegeven over mogelijke interventies voor jonge kinderen met slaapproblemen en jongeren met ADHD en slaapproblemen. 

In een eerste lezing worden de slaapproblematiek en mogelijke slaapinterventies bij jonge kinderen (0-5 jaar) beschreven. De tweede lezing beschrijft een onderzoek waar bekeken wordt welke psychosociale factoren voorspellen of adolescenten hun slaapduur ten positieve veranderen. In een derde lezing wordt een meta-analyse beschreven waar de slaapproblemen, slaaparchitectuur en slaaphygiëne van jongeren met ADHD vergeleken wordt met die van jongeren zonder ADHD. In een laatste lezing wordt de inhoud van een cognitief gedragstherapeutische slaaptraining voor jongeren met ADHD beschreven, alsook een kwalitatieve en kwantitatieve pilootstudie naar de effecten van deze training.

Extra samenvattingen 

1.    Insomnie bij jonge kinderen: interventies en specifieke doelgroepen Auteurs: Dhondt, K. & De Groote, I. UGent Insomnie of slaapproblemen bij jonge kinderen (0-5 jaar) zijn veel voorkomend en een vaak gehoorde aanmeldingsklacht bij de pediater en de psycholoog. De implicaties van moeilijk slapen kunnen vergaand zijn voor zowel kind als ouders en/of het gezin. In deze bijdrage wordt aan de hand van wetenschappelijke literatuur en praktijkervaringen vanuit zowel polikliniek slaapstoornissen kinderen als polikliniek/dagopname kinder- en jeugdpsychiatrie op dit thema ingegaan. Eerst wordt ingegaan hoe een correcte analyse gebeurt in de leeftijdsgroep, zowel op somnologisch vlak, als op ontwikkelingsvlak. We focussen vervolgens op mogelijke interventiestrategieën en de geschiktheid ervan bij specifieke doelgroepen zoals jonge kinderen met regulatiemoeilijkheden en ontwikkelingsstoornissen. De ontwikkeling van zelfregulerende vaardigheden en de rol van ouders daarin wordt hier ook specifiek toegelicht.

2.    Welke determinanten voorspellen een verandering in het slaapgedrag van jongeren? Auteurs: Delfman, L.R., Deforche, B., Verloigne, M., Vandendriessche, A. UGent Abstract: Hoewel voldoende slaap belangrijk is voor de mentale en fysieke gezondheid van jongeren behaalt slechts 42,3 procent van alle 12- tot 15-jarigen de aanbevolen acht uur slaap op schooldagen. Om gerichte interventies ter bevordering van gezonde slaap te kunnen ontwikkelen, werd in deze studie onderzocht welke psychosociale determinanten (kennis, attitude, sociale invloed, eigeneffectiviteit, barrières en facilitators) een verandering in slaapduur van jongeren kunnen voorspellen. Een vragenlijst peilende naar slaapduur op school- en vrije dagen (Munich Chronotype Questionnaire for Children) alsook naar determinanten van slaap werd bij 1097 jongeren (Mleeftijd = 15.01, SD = 0,65, 46,3% meisjes) in 6 scholen in Vlaanderen tweemaal afgenomen. Meerdere lineaire regressieanalyses werden uitgevoerd in SPSS. Positievere attitudes ten opzichte van op tijd gaan slapen voorspelden een positieve verandering in slaapduur na één jaar op schooldagen en op vrije dagen (β = .08, p = 0.025; β = .07, p = .04). De aanwezigheid van externe barrières voorspelde een negatieve verandering in slaapduur na één jaar op schooldagen (β = -.12, p = p <.001). Op vrije dagen voorspelde vooral een hoger schermgebruik in bed een negatieve verandering in slaapduur na één jaar (β = -.08, p = .01). De huidige resultaten impliceren dat interventies ter bevordering van gezonde slaap bij jongeren zich kunnen richten op attitude rond op tijd naar bed gaan en de gepercipieerde voordelen daarvan. Verder lijkt het wegwerken van externe barrières en schermgebruik in bed een belangrijk uitgangspunt.

3.    Slaapproblemen bij adolescenten met en zonder ADHD: een systematische review en meta-analyse Auteurs: Marten, F., Keuppens, L., Baeyens, D., Boyer, B., Danckaerts, M., Van der Oord, S. KU Leuven Abstract: Adolescentie wordt gekenmerkt door een toename in slaapproblemen, die wellicht meer uitgesproken is bij adolescenten met ADHD. Deze meta-analyse vergelijkt slaapproblemen bij adolescenten met en zonder ADHD, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen slaaparchitectuur, zowel subjectief als objectief gemeten, slaapproblemen en slaaphygiëne. Via Medline, CINAHL, PsycINFO, EMBASE, ERIC, Web of Science, en PubMed databases werden studies gezocht met case-control designs (gepubliceerd tussen 1980-2021) waarin slaap bij adolescenten (12-25 jaar) met ADHD direct werd vergeleken met slaap bij adolescenten zonder ADHD. Gestandaardiseerde gemiddelde verschillen (SMD) werden berekend en een fixed-effects model werd geïmplementeerd met behulp van RevMan. In totaal werden 6688 titels/abstracts en 200 volledige teksten gescreend, waarna 13 studies overbleven. De steekproefgrootte van de studies varieert van 35 tot 9846 jongeren met in totaal 2267 adolescenten met ADHD en 18.296 zonder ADHD. Uit de resultaten blijkt de ADHD-groep een significant kortere objectief gemeten totale slaaptijd te hebben (SMD = .26, p = .02), en een meer verstoorde subjectief gemeten slaaparchitectuur (p < .001). Zij rapporteren ook significant meer slaapproblemen (p < .001) (bijv. insomnia). Verschillen in slaaphygiëne konden niet onderzocht worden vanwege een beperkt aantal studies. Adolescenten met ADHD hebben een verstoorde subjectief en objectief gemeten slaaparchitectuur en ervaren meer slaapproblemen vergeleken met adolescenten zonder ADHD. Slaaponderzoek zou daarom routinematig moeten worden opgenomen in het diagnostisch proces van ADHD. Er is meer onderzoek nodig naar objectieve slaapmetingen en slaaphygiëne bij jongeren met ADHD.

4.    SIESTA [Sleep Intervention as Symptom Treatment for ADHD]: een cognitief gedragstherapeutische slaaptraining voor jongeren met ADHD Auteurs: Keuppens, L., Marten, F., Boyer, B., Beerts, E., Vlaeyen, Y., Baeyens, D., Danckaerts, M., Van der Oord, S. Abstract: Jongeren met ADHD hebben een meer verstoorde slaaparchitectuur, zowel subjectief als objectief gemeten, meer slaapproblemen dan jongeren zonder ADHD en een slechtere slaaphygiëne. Bijgevolg is een slaaptraining voor deze doelgroep aangewezen. Daarom ontwikkelden wij SIESTA; een cognitief gedragstherapeutische slaaptraining specifiek voor jongeren met ADHD. SIESTA bestaat uit 7 jongerensessies en 2 oudersessies. In de jongerensessies wordt gefocust op psycho-educatie rond ADHD, slaap en slaaphygiëne en wordt het meest prominente slaapprobleem aangepakt. Bovendien leren ouders over het evenwicht tussen controle en loslaten en positieve communicatie rond slapen. Om het SIESTA-protocol optimaal te laten aansluiten bij de jongeren, hebben wij een pilootstudie gedaan bij 10 jongeren (13-17 jaar) met ADHD en slaapproblemen. Voor en na de training vulden jongeren vragenlijsten en slaapdagboeken in en droegen een actigraaf om slaap te meten. Daarnaast hebben ze deelgenomen aan focusgroepen over hun ervaringen met SIESTA. In deze lezing presenteren we de uitkomsten van die focusgroepen en kwantitatieve metingen. Preliminaire resultaten laten zien dat jongeren tevreden waren, aangaven dat hun slaap verbeterde, maar gaven ook verbeterpunten voor de interventie (o.a. meer structuur). Ook presenteren we het finale trainingsprotocol van SIESTA en het design van het huidige gerandomiseerd gecontroleerde onderzoek.

 

S2: Taken van de pleegzorgwerker doorgelicht

Door Camille Verheyden, Frank Van Holen en Johan Vanderfaeillie

In dit symposium focussen we op de pleegzorgwerkers. Pleegzorgwerkers hebben een belangrijke opdracht bij een pleegzorgplaatsing: (1) opvolging van de ontwikkeling van het kind en de signalering van problemen; (2) ondersteuning van de opvoeding van het kind in het pleeggezin. Hiermee kunnen problemen zoals gedragsproblemen worden voorkomen en eventueel geremedieerd, en kan een voortijdig beëindigen van de pleegzorgplaatsing worden voorkomen; (3) samenwerking tussen ouders, pleegouders en andere betrokkenen bevorderen. Spanningen en conflicten tussen pleegouders en ouders vormen immers een risico voor het afbreken van een pleeggezinplaatsing en daarmee ook voor de veiligheid van het kind; en (4) in kaart brengen van het perspectief van het pleegkind (een terugkeer naar huis of een langdurige uithuisplaatsing) en de realisatie van dat perspectief. In dit symposium wordt door een wetenschappelijke bril gekeken naar deze opdrachten. Camille Verheyden belicht de impact die COVID-19 en de lockdown heeft/had op de professionele levenskwaliteit van een pleegzorgwerker. De Vlaamse jeugdzorg wenst rechten van ouders te garanderen. De banden van ouders met hun geplaatste kinderen worden zo veel als mogelijk onderhouden en de ouders worden betrokken bij de plaatsing. Frank Van Holen gaat in op de gehanteerde criteria om te beslissen tot contact. Welke zijn deze en hoe gemakkelijk zijn ze te beoordelen? Ten slotte gaat Johan Vanderfaeillie in op de criteria die door pleegzorgwerkers gehanteerd worden om een terugkeer naar huis te beslissen. Welke criteria worden gehanteerd en welke zijn de belangrijkste?

Extra samenvattingen 
1.    Secundaire traumatische stress, burn-out en compassietevredenheid bij Vlaamse pleegzorgmedewerkers tijdens de eerste COVID-19 lockdown Camille Verheyden, Frank Van Holen, Delphine West, & Johan Vanderfaeillie De eerste COVID-19-lockdown en de maatregelen genomen om de pandemie in te dammen hadden een belangrijke impact op de werk-, persoonlijke en cliëntomgeving van pleegzorgmedewerkers wat het ontstaan van secundaire traumatische stress (STS) en burnout mogelijks stimuleert en compassietevredenheid afzwakt. Deze studie onderzoekt STS, burnout en compassietevredenheid bij Vlaamse pleegzorgwerkers tijdens de eerste COVID-19-lockdown in België. Tevens werden werk-, cliënt- en persoonlijke factoren geïdentificeerd die bepalend zijn voor hoge niveaus van STS en burnout en lage niveaus van compassietevredenheid. 434 Vlaamse pleegzorgwerkers werden bevraagd met de Professional Quality of Life Scale zes weken na het invoeren van de eerste lockdown in België. Lage niveaus van STS en matige niveaus van burnout en compassietevredenheid werden gerapporteerd tijdens de lockdown. Pleegzorgwerkers die een negatieve invloed van COVID-19-maatregelen op hun werk hebben ervaren, een hoog aantal omwille van de ouders zorgwekkende plaatsingen in hun caseload hadden en laag scoorden op emotionele stabiliteit vormden een risicogroep voor zowel STS als burnout tijdens de lockdown. Compassietevredenheid werd sterk bepaald door de invloed van de COVID-19-maatregelen op het werk en persoonlijkheidstrekken. Emotionele stabiliteit beïnvloedde de drie uitkomstvariabelen, waardoor dit een belangrijk kenmerk is voor pleegzorgwerkers tijdens crisissituaties. Pleegzorgorganisaties moeten tijdens ongunstige omstandigheden extra aandacht en ondersteuning geven aan pleegzorgwerkers die emotioneel minder stabiel zijn en die worstelen met de ouders in hun caseload.

2.    Welke criteria hanteren pleegzorgwerkers bij adviezen over contactregelingen tussen pleegkinderen en hun ouders? Frank Van Holen, Jordy Moens, Lisa Van Hove, Camille Verheyden, & Johan Vanderfaeillie De Vlaamse jeugdzorg benadrukt het onderhouden van banden tussen pleegkinderen en hun ouders. Waar mogelijk worden ouders betrokken bij de plaatsing en worden ouder-kindcontacten gefaciliteerd. De literatuur beschrijft voor- en nadelen m.b.t. ouder-kindcontacten. Pleegzorgmedewerkers moeten adviseren met betrekking tot de duur, frequentie, inhoud, deelnemers en locatie van de contacten. Er bestaan hiervoor geen duidelijke richtlijnen. Besluitvorming is dan ook grotendeels gebaseerd op hun klinische oordeel. Deze studie maakt gebruik van concept mapping (multidimensional scaling en cluster analyse) en onderzoekt (1) de criteria die pleegmedewerkers gebruiken om adviezen met betrekking tot contactregelingen te onderbouwen, (2) hoe belangrijk deze criteria ten opzichte van elkaar zijn en (3) hoe moeilijk/makkelijk het is om deze criteria te beoordelen. Vijftig criteria werden door pleegzorgmedewerkers onderscheiden die in vijf clusters worden gegroepeerd. In afnemende mate van belangrijkheid betreft het: (1) kindgerelateerde criteria (bv., emotionele veiligheid), (2) aan ouders gerelateerde criteria (bv. verslavingsproblematiek), (3) criteria gerelateerd aan de plaatsing (bv. doel van de plaatsing), (4) relationele criteria en praktische mogelijkheden (bv. ouder-kindrelatie), en (5) criteria met betrekking tot pleegouders (bv. praktische haalbaarheid). Pleegzorgmedewerkers vonden de meeste criteria vrij eenvoudig te beoordelen. Hoe belangrijker criteria echter werden geacht (met name kind- en oudergerelateerde criteria), hoe moeilijker ze volgens pleegzorgmedewerkers te beoordelen waren. Identificatie van dergelijke criteria kan helpen om het besluitvormingsproces te verbeteren en te systematiseren

3.    Welke redenen gebruiken pleegzorgmedewerkers om een terugplaatsing te beslissen? Johan Vanderfaeillie, Dorien Borms, Mirte Teunissen, Laura Gypen, & Frank Van Holen De beslissing van een hereniging met de ouders na een uithuisplaatsing in pleegzorg heeft een groot impact op het welzijn van kinderen. Ondanks het feit dat een veilige terugkeer van pleegkinderen naar het gezin van oorsprong een belangrijke doelstelling is van een pleegzorgplaatsing, bestaat er in Vlaanderen slechts beperkt onderzoek naar de hereniging van pleegkinderen. Deze studie maakt gebruik van concept mapping (multidimensional scaling en cluster analyse) en onderzoekt (1) de criteria die Vlaamse pleegmedewerkers gebruiken om te besluiten tot een terugkeer, (2) hoe belangrijk deze criteria ten opzichte van elkaar zijn en (3) hoe moeilijk/makkelijk het is om deze criteria te beoordelen. Drieënvijftig criteria werden door pleegzorgmedewerkers onderscheiden die in zes clusters kunnen worden gegroepeerd. In afnemende mate van belangrijkheid betreft het: (1) de ouders bieden een veilige omgeving en focussen op het kind, (2) voorwaarden voor de ouders, (3) het belang van het kind, (4) de hereniging is voldoende ondersteund, (5) voorwaarden voor het kind en (6) bereidheid van de ouders om samen te werken na de hereniging. Hoe belangrijker criteria zijn, hoe moeilijker ze te beoordelen zijn. Dit onderzoek toont de meest belangrijke criteria (1) veranderingen inzake veiligheid en (2) de mogelijkheid om zich te richten op de belangen van het kind, zijn. De criteria werden beschouwd als gemakkelijk te evalueren. Vraag is of dit correct is.

Personalia:
•    Dorien Borms, onderzoeker, Vrije Universiteit Brussel
•    Jordy Moens, onderzoeker, Vrije Universiteit Brussel
•    Laura Gypen, onderzoeker, Vrije Universiteit Brussel
•    Mirte Teunissen, onderzoeker, Universiteit Leiden, Nederland
•    Lisa Van Hove, onderzoeker, Vrije Universiteit Brussel
•    Camille Verheyden, onderzoeker, Vrije Universiteit Brussel
•    Delphine West, onderzoeker, Vrije Universiteit Brussel
•    Frank Van Holen, professor, Vrije Universiteit Brussel
•    Johan Vanderfaeillie, gewoon hoogleraar, Vrije Universiteit Brussel

 

S3: Transitiepsychiatrie

Door Lieve De Backer, Geert Everaert, May Vrijens, Luk Beelaert en Inge Brans

We weten dat de oorsprong van een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) in 75 % van de gevallen ligt voor de leeftijd van 25 jaar (Kessler e.a. 2005). Ondanks de redelijk recente aandacht voor transitiepsychiatrie (de zorg voor jongeren 16-24 jaar met stagnatie van de ontwikkeling als gevolg van een psychiatrische problematiek) als hot topic-discipline, is er in Vlaanderen al best wat expertise opgebouwd in dit gebied. We hebben hierin met de residentiele afdelingen Transitiepsychiatrie in Vlaanderen echt pionierswerk verricht. Deze kennis willen we graag delen onder de vorm van een symposium, met focus op de inhoud van de behandeling, eerder dan de problemen rond organisatie en financiering. We willen elk de verschillende aspecten van onze aanpak belichten, in samenspraak met onze jongeren. Omdat we net de grens belichten tussen kindertijd en volwassenheid, hanteren we een specifieke aanpak, die verschilt van kinderpsychiatrie en verschilt van volwassenpsychiatrie. Het is het onderwerp van vele discussies de laatste jaren: wat sluit aan bij de behoeften van onze jongeren en hoe dit te organiseren? Hierop willen we in dit symposium focussen. We blijven veel aanmeldingen krijgen, hebben een lange wachtlijst, en doen ons best om zoveel mogelijk jongeren te helpen. Elke afdeling heeft zijn eigenheid en kader, maar we delen dezelfde visie: jongeren worden vanuit ontwikkelingsperspectief benaderd, de context wordt intensief betrokken en diagnostiek is breder dan de DSM. We realiseren deze behandeling met behulp van multidisciplinaire teams, met een kader dat pedagogisch en behandelend gericht is.

Extra samenvattingen 
1.    Marquee (PC Multiversum) Lieve De Backer Marquee is een residentiele en dagbehandeling voor jongeren in de transitieleeftijd. De laatste 5 jaar hebben we pijlsnel expertise opgebouwd in het werken met jongeren. Onze aanmeldingsprocedure is laagdrempelig, jongeren kunnen zelf aanmelden, dat is ook een duidelijke vraag van de jongeren zelf. In onze visie houden we rekening met de onvoltooide hersenontwikkeling, hanteren het ontwikkelingsperspectief en nemen de stagnatie in de ontwikkelingstaken als vertrekpunt. De noden zijn anders dan in kinderpsychiatrie en volwassenpsychiatrie, maken deze levensfase complex, maar ook kansvol. We steunen hierbij op het kader van systeemtherapie, nieuwe autoriteit en onze eigen RAISING skills: methodieken die her-verbinding mogelijk maken. We bieden individuele en groepstherapie, en werken intensief met de ouders/context. Nabijheid en dialoog staan centraal, ook met de jongeren zelf, we beslissen samen. Zo proberen we een goed evenwicht te hanteren tussen verbondenheid en nieuwe autonomie. Suicidaliteit is de meest voorkomende klacht, en de impulsiviteit is groot. Deze combinatie maakt de uitdaging groot. We blijven weg van DSM-diagnostiek, en focussen op de ontwikkeling, zodat de identiteitsvorming niet samenvalt met de symptomatologie. Korte opnameduur (15weken) en betrekken van context werken progressief voor de adolescentaire ontwikkeling. We worden gefinancierd met ‘volwassenpsychiatrie’ middelen, dit brengt een structureel personeelstekort met zich mee, alsook de afwezigheid van onderwijsmogelijkheden. We tonen jullie graag de evolutie van de voorbij 5 jaar, zowel in opnames/aanmeldingen, en in primeur al de eerste cijfers van de evaluatie van effecten in de behandeling. (1) (1)De Backer, De Groof, van Amelsvoort, Tvp 2021, Transitiepsychiatrie in Vlaanderen- een pro-actieve strategie

2.    JV Kliniek Sint-Jozef Pittem Geert Everaert Sinds 2008 is er binnen het ziekenhuis een aparte werking jongvolwassenen vanuit ontwikkelingsperspectief (identiteits- en individuatie/separatieproblemen, al dan niet gekoppeld aan een psychiatrische problematiek). Terwijl aanvankelijk binnen het zorgprogramma volwassenen en van 18 tot 25jaar, zit JV sinds 2010 ingebed binnen het zorgprogramma jeugd en is de leeftijd van 18 tot 23 jaar. Naast een mentalisatiebevorderend (psychodynamisch) psychotherapeutisch traject trachten we de externe realiteit (opleiding, werk, wonen, vrije tijd) en betrokken context zoveel als mogelijk te betrekken. We vertrekken vanuit een ONE team model. De behandeling verloopt gefaseerd in blokken van 15 weken, telkens gevolgd door een proefontslag. Na maximaal 30 weken residentiële opname is er een (partieel) dagtherapeutisch traject om de jongvolwassenen verder te begeleiden tot ze hun plaats in de realiteit terug vinden en terug hoopvol de toekomst tegemoet zien. Binnen het therapieprogramma is er een gevarieerd aanbod van zowel verbale als non-verbale therapieën, met psychodynamische groepstherapie als één van onze belangrijkste pijlers, telkens in afstemming met het betrokken netwerk. Na de (semi)residentiële behandeling is een ambulant psychotherapeutisch groepsaanbod mogelijk. Contextueel (ouders, brussen, andere steunfiguren) psychotherapeutisch werk gebeurt zowel op individueel casusniveau als binnen de georganiseerde oudergroepen. Het laatste jaar zetten we, via een apart team, meer in op bejegening/voorzorg/netwerking na aanmelding (jongvolwassene en context) en hopen op die manier de wachtlijsten meer te managen en in te korten. Er is eveneens de betrokkenheid van ervaringsdeskundigen. Het zorgpad JV in Pittem wil een voortrekker en ambassadeur zijn om transitie op jongvolwassen leeftijd intern en extern zo goed als mogelijk te faciliteren in open dialoog met alle cliënten.

3.    Asster May Vrijens In psychiatrisch ziekenhuis Asster te Sint-Truiden zijn er verschillende afdelingen die werken met jongeren in de transitieleeftijd: Adolescentenleefgroep Spika (15 – 18j), dagbehandeling Pyxis (16 – 20j) en Jongvolwassenen De Zeilen 1 (18 – 24j). Daarnaast verblijven er in ons ziekenhuis ook jongvolwassenen in afdelingen met geëigende, pathologiespecifieke zorg (psychose, verslaving). We stellen hier graag onze werking van De Zeilen 1 voor. De Zeilen 1 richt zich specifiek op jongvolwassenen tussen 18 en 24 jaar, die kampen met mentale gezondheidsproblemen en moeilijkheden ondervinden in de overgang naar de volwassenheid. Het team werkt dan ook met een tweevoudige opdracht: de vaak complexe en multiple mentale gezondheidsproblemen behandelen én de bio-psychosociale ontwikkeling van jongvolwassenen in hun overgang naar volwassenheid faciliteren. Deze tweevoudige focus heeft een aantal implicaties. Ten eerste wordt er niet enkel met behandeldoelen gewerkt, maar ook met ontwikkelingsdoelen op het vlak van connectie, competentie en autonomie. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het hervatten van de school loopbaan, het helpen uitzoeken van een seksuele identiteit of het verwijzen naar werkvaardigheidsprogramma’s. Een tweede implicatie is dat in diagnostisch onderzoek, niet enkel psychopathologie (DSM-5) onderzocht wordt, maar ook naar eventuele ontwikkelings- en leerproblemen gekeken wordt. Bij ontluikende persoonlijkheidsproblematiek zien we het faciliteren van de bio-psychosociale ontwikkeling als preventief in het verder ontwikkelen van een persoonlijkheidsstoornis. Een derde implicatie is dat deze opdrachten van teamleden een hulpverlenershouding vraagt die én behandelend is én pedagogisch van aard. We vertellen in dit symposium graag meer over: -ons indicatiestellingsbeleid -het begeleidingskader: Attachment-Based Care for Teams: De Zeilen 1 ontwikkelde een interdisciplinair begeleidingskader, gebaseerd op gehechtheidstheorie, leertheorie en de expertise van de verschillende disciplines op het vlak van psychopathologie en ontwikkeling. Het programma, Attachment Based Care voor Teams of ABC voor Teams, werd de afgelopen 7 jaar ontwikkeld en geïmplementeerd en is steeds een work in progress voor het team. -het behandelaanbod: Crisismodule, Oriëntatiemodule (al dan niet met psychodiagnostiek) en Behandelmodule. Schematherapie en ABFT (attachment-based family therapy) zijn twee van de belangrijke pijlers in onze behandeling.

4.    JOVO Karus Melle Luk Beelaert KARUS (Campus Melle) heeft een ruim aanbod gespecialiseerde zorgprogramma’s voor jongvolwassenen. Jongeren en jongvolwassenen van 15 tot 23 jaar met (het vermoeden van) een psychotische problematiek worden begeleid in Dageraad. DAM richt zich naar jongeren en jongvolwassenen tussen 15 en 25 jaar die problemen hebben met illegale drugs, alcohol en/of medicatie. Het zorgprogramma JOVO richt zich tot jongvolwassenen tussen 17 en 23 jaar met een aanpassings-, stemmings-, of angstproblematiek, jongeren met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en jongeren die door een psychiatrische problematiek vastlopen in leeftijdsspecifieke ontwikkelingstaken voor jongvolwassenen. JOVO bestaat 11 jaar en blijft groeien. Residentieel verblijven er 21 jongeren in 2 leefgroepen. Voor de jongste leefgroep maakt de ziekenhuisschool op de Campus deel uit van het aanbod. Ons zorgprogramma werd in volle Covid-19 periode uitgebreid met een dagprogramma voor een 10-tal jongeren. Outreach-werking is net opgestart. Binnen het aanbod is er zowel focus op de (niet zelden in die leeftijdsfase ontluikende) psychiatrische problematiek als op de vaak stagnerende ontwikkelingstaken in overgang naar volwassenheid. Bij de behandeling (voornamelijk cognitief-gedragstherapeutisch en systeem-therapeutisch kader) wordt verstandig gebruik gemaakt van wetenschappelijke evidentie. Overtuigd van het potentieel dat in elke jongvolwassene aanwezig is laten we ons in het krachtgericht zoekproces leiden door de veerkracht, talenten en wensen van de jongvolwassenen en hun context. Systematisch zorgoverleg met de jongvolwassene vervangt de klassieke teamvergadering en bepaalt de gezamenlijke behandeldoelstellingen. Intensieve gezinsgesprekken worden systematisch georganiseerd. We onderhouden nauwe contacten met (Hoge) school, universiteit en vele jongerenorganisaties om in te zetten op vrije tijd, ontmoeting, studeren en werk.

5.    JOVO Sint-Jozef Munsterbilzen Inge Brans Aliamente is een open zorgeenheid. Ze biedt een behandelprogramma voor normaalbegaafde jongvolwassenen met een autismespectrumstoornis en/of bijkomende psychiatrische problemen. De opnameduur is maximum 6 maanden. De zorgeenheid beschikt over 12 opnameplaatsen voor volledige hospitalisatie. Het behandelprogramma is geënt op het dialoogmodel (Westermann & Maurer). We kiezen er ook voor om de context, waarmee de patiënt in verbinding is, in samenspraak met de (jong)volwassene, in de behandeling te betrekken. Aliamente is een zorgeenheid met een klimaat van veiligheid en respect waarin jongvolwassenen kunnen groeien. Door grenzen te respecteren, kansen te nemen en wederzijds vertrouwen te geven kan er een vertrouwensrelatie opgebouwd worden waardoor jongvolwassenen tot ontplooiing van ontwikkeling en adequaat maatschappelijk functioneren binnen hun eigen mogelijkheden kunnen komen. De observatiefase vormt dan ook de noodzakelijke basis van de behandelfase (vertrouwensfase) waarin jongvolwassenen dan stap voor stap kunnen werken aan hun behandeldoelstellingen. In de vertrouwensfase krijgen zij kansen om zich te ontwikkelen en kunnen wij hen langzaam in vertrouwen loslaten. Er zal, op maat, individuele therapie en groepstherapie (o.a. ergotherapie, psychomotorische therapie, tuintherapie, zelfstandigheidstraining, mindfulness, weerbaarheidstraining, sensorische profielen, tijdsbewustwording, …) aangeboden worden. De afdeling is een plaats waar jongvolwassenen gesteund worden in het leren zicht te krijgen op hun eigen functioneren en het effect ervan op de omgeving, het leren aanvaarden van hun diagnose en het leren omgaan met de moeilijkheden inherent aan diagnose in het dagdagelijkse leven, waar jongvolwassenen met ASS hun krachten en kwaliteiten kunnen versterken. De nadruk ligt op het vergroten van de probleemoplossende vaardigheden, het versterken van de sociale vaardigheden, het vergroten van de zelfredzaamheid, het verbeteren van de vrijetijdsinvulling en het terug leren heropnemen van verantwoordelijkheden, passend binnen hun ontwikkelingsleeftijd. In de afrondingsfase zetten we in op de transfer van de aangeleerde vaardigheden om zodoende terug binnen hun eigen context verder te stappen in het dagdagelijkse leven.

 

S4: Ervaringsdeskundigheid in de ondersteuning van kinderen en jongeren met autisme en hun netwerk

Door Jarymke Maljaars 

De inzet van autistische ervaringsdeskundigen in de ondersteuning van kinderen en jongeren en hun netwerk is tot nu toe zeer beperkt, zeker in de professionele hulpverlening. Binnen andere domeinen, zoals de verslavingszorg, is dat al veel gangbaarder. Graag exploreren we in dit symposium de mogelijkheden en potentiële valkuilen in de inzet van ervaringsdeskundigheid in de ondersteuning van kinderen en jongeren met autisme en hun netwerk. We starten met een theoretisch kader, presenteren twee toepassingen afgewisseld met korte getuigenissen van ervaringsdeskundigen. Daarna gaan we met het publiek in discussie rond dit thema. De getuigenissen en discussie zullen worden vormgegeven in samenwerking met LAVA vzw (Lees- en Adviesgroep Volwassenen met Autisme).

Extra samenvattingen 

1. Ervaringsdeskundigheid in autismehulpverlening: een kwestie van rechtvaardigheid? Auteurs: Gert-Jan Vanaken (1,2,3,4) en Ilse Noens (1,2) 1. Gezins- en Orthopedagogiek, KU Leuven 2. Leuven Autism Research (LAuRes), KU Leuven 3. Kinder- en Jeugdpsychiatrie, UPC KU Leuven 4. Centrum voor Ethiek, Universiteit Antwerpen Met deze introductie op het symposium bieden we een theoretisch en ethisch werkkader voor het inzetten van autistische ervaringsdeskundigheid. Waar vroeger de professionele hulpverlener of onderzoeker de belangrijkste bron van kennis was met betrekking tot autisme, laten ook personen met autisme zelf in de afgelopen jaren hun stem steeds meer horen. Dit gebeurt online, in de media en ook in onderzoekswerk wint ‘participatie’ aan terrein. Mede hierdoor groeit het inzicht dat autisme niet louter een medisch of psychologisch gegeven is, maar dat de beleefde ervaringen van mensen met autisme en de maatschappelijke dimensies van het fenomeen autisme de aandacht verdienen die er hieromtrent in het verleden minder was. Het uitsluiten of selectief beluisteren van sommige ‘stemmen’ bij de opbouw van kennis, wordt in de ethiek ook wel ‘epistemische onrechtvaardigheid’ genoemd (nvda, epistemologie of kennisleer). De beperkte aanwezigheid van autistische stemmen in o.a. de autisme-hulpverlening kan op deze manier ook omschreven worden. Om hieraan tegemoet te komen, formuleren we een oproep aan hulpverleners om zich een houding van “epistemische bescheidenheid” aan te meten. Deze filosofische term wijst op een houding waarin je je bewust bent van je eigen kennis en de grenzen daarvan, terwijl je ruimte biedt voor zij die aanvullende kennis hebben. Het inzetten van ervaringsdeskundigheid is een manier om die houding concreet vorm te geven.

2. Emanciperende psycho-educatie voor ouders van een jong kind met autisme Auteurs: Gert-Jan Vanaken (1,2,3,4), Kristien Hens (2,4), Jean Steyaert (2,3) en Ilse Noens (1,2) 1. Gezins- en Orthopedagogiek, KU Leuven 2. Leuven Autism Research (LAuRes), KU Leuven 3. Kinder- en Jeugdpsychiatrie, UPC KU Leuven 4. Centrum voor Ethiek, Universiteit Antwerpen Ouders van jonge kinderen met autisme dienen vaak een verscheidenheid van rollen en verantwoordelijkheden in te vullen als ouders zijnde. Professionele hulpverleners kunnen hier ten dele in helpen door een tijdige diagnose, psycho-educatie en opvoedingsadviezen aan te reiken. Naast hun rol als ontwikkelings-bevorderaar van hun kind, blijkt uit ervaringsverhalen van ouders dat ze vaak ook belangenbehartigers zijn voor hun kind en de verantwoordelijkheid opnemen om het nodige begrip en aanpassingen te realiseren. Binnen hun directe omgeving trachten heel wat ouders met andere woorden bij te dragen aan een meer autismevriendelijke samenleving. Om ouders beter te kunnen begeleiden in deze meer maatschappelijk georiënteerde rol, start er in het najaar van 2022 een nieuw, participatief onderzoeksproject aan KU Leuven en UAntwerpen. Dit project heeft tot doel een emanciperende workshop-reeks vorm te geven voor ouders van jonge kinderen met autisme. Emanciperend verstaan we hier als het ontwikkelen en bereiken van een genuanceerde, kritische houding over autisme in het algemeen en hun rol als ouders in het bijzonder. Een van de elementen in deze workshopreeks zal het delen van ervaringsverhalen betreffen door autistische personen zelf. We ambiëren met deze alternatieve, groepsgebaseerde vorm van psycho-educatie de inzichten van ouders te verrijken met de perspectieven van autistische mensen zelf. Deze bijdrage zal de achtergrond, werkwijze en hypotheses van dit onderzoeksproject toelichten.

3. Ervaringsdeskundigheid binnen inleefsessies voor het netwerk Auteurs: Jarymke Maljaars (1,2,3), Ilse Noens (1,2) en Vlaamse Vereniging Autisme 1. Gezins- en Orthopedagogiek, KU Leuven 2. Leuven Autism Research (LAuRes), KU Leuven 3. Academische Werkplaats Autisme De Vlaamse Vereniging Autisme organiseert jaarlijks verschillende (online) inleefsessies. Een inleefsessie wordt geleid door ervaringsdeskundigen: ze hebben zelf autisme of behoren tot het netwerk van iemand met autisme. Tijdens een online inleefsessie ervaar je als deelnemer hoe autistische personen de wereld ervaren aan de hand van verschillende opdrachten. Daarnaast leer je via duiding van de opdrachten, getuigenissen en tips van de ervaringsdeskundigen meer over autisme. De inleefsessies worden vaak gevolgd door personen uit het netwerk van iemand met autisme, bijvoorbeeld ouders of grootouders. Uit een focusgroep-bijeenkomst met verschillende ervaringsdeskundigen die betrokken zijn bij de inleefsessies blijkt dat de inzet van ervaringsdeskundigen door hen als essentieel wordt gezien in het creëren van meer begrip voor mensen met autisme. De ervaringsdeskundigen proberen ouders door hun eigen ervaringen en beleving meer inzicht te geven in het gedrag van hun kind. Daarnaast geven ze aan dat het ouders een andere kijk biedt op de toekomst van hun kind door de eerlijke en persoonlijke verhalen van volwassenen met autisme. Uit een online vragenlijstonderzoek (48 deelnemers) en een interviewstudie (11 deelnemers) in samenwerking met de Academische Werkplaats Autisme is gebleken dat een online inleefsessie bijdraagt aan meer kennis rond autisme, meer begrip voor en minder stigma ten aanzien van autistische personen.

 

S6: SIGMA-project: langdurig onderzoek naar de geestelijke gezondheid van Vlaamse jongeren

Door Robin Achterhof

In 2018 zijn wij als onderzoekers bij het Centrum voor Contextuele Psychiatrie aan de KU Leuven Germeys gestart met het SIGMA-project: een langdurig onderzoek naar de geestelijke gezondheid van Vlaamse jongeren. Binnen SIGMA kijken we naar een breed spectrum aan relevante risico- en beschermingsfactoren, met daarin een sterke focus op de dagdagelijkse sociale levens van jongeren. Toen in 2020 de COVID-19 pandemie toesloeg, en zowel de sociale levens als mentale gezondheid van jongeren onder druk kwam te staan, bleek het belang van SIGMA des te groter. De resultaten van metingen zowel voor als doorheen de pandemie stellen ons in staat om in dit symposium te spreken over veranderingen in de geestelijke gezondheid van jongeren, en de rol van slaap, sociale terugtrekking en de ouder-kindrelatie. Ook spraken we in 2022 met jongeren zelf, in de vorm van jongerenadviespanels, over hoe zij kijken naar geestelijke gezondheid en onderzoek daarnaar. In dit symposium bespreken we deze resultaten, en de belangrijkste implicaties daarvan.

Extra samenvattingen 
1.    Waar subjectieve meetinstrumenten een samenhang aantoonden tussen slaapduur, slaapkwaliteit, en psychische klachten, zijn de bevindingen van meer betrouwbare, objectieve meetinstrumenten gelimiteerd en inconsistent. In deze studie onderzochten wij of objectief gemeten slaapduur, slaapkwaliteit, en het niet houden aan gekende slaaprichtlijnen gelinkt zijn aan psychische klachten in adolescenten. Adolescenten (N=558) tussen 11-17 jaar van de SIGMA-cohort droegen de Fitbit Charge 2 gedurende 4-6 dagen om hun slaap in kaart te brengen. De deelnemers vulden de Brief Symptom Inventory-53 in om algemene psychische klachten, depressieve, angst, en psychotische klachten te meten. Een poweranalyse en model-selectieprocedure werd binnen een training-steekproef (N=56) uitgevoerd, waarna geselecteerde modellen binnen de rest van de sample werden toegepast (N=502). Slaapduur en ontbrekende compliance met de slaap richtlijnen waren niet geassocieerd met algemene, depressieve, angst-, en psychotische klachten in deze steekproef van jongeren. Verder was slaapkwaliteit niet geassocieerd met angstklachten, waar positieve associaties werden gevonden met algemene, depressieve en psychotische klachten. Onze niet-significante bevindingen sluiten aan bij vorige studies over objectief-gemeten slaap, die een niet-significante associatie tussen slaapduur, slaapkwaliteit, en psychische klachten aantoonden. Onze resultaten suggereren dat de associaties tussen slaapduur en psychische klachten in de vorige studies door de subjectieve karakteristiek van de data ontstaan zijn, maar zich niet laten veralgemenen naar objectieve data.

2.    De COVID-19-maatregelen hebben het dagelijkse leven van adolescenten ingrijpend veranderd. Onderzoek suggereert een toename in prikkelbaarheid, stress, eenzaamheid en gezinsconflicten. Een potentiële beschermende factor is de kwaliteit van de ouder-kindrelatie, hoewel onderzoek tot hiertoe grotendeels bestaat uit cross-sectionele studies, die gebruik maken van retrospectieve vragenlijstmetingen in volwassen steekproeven. Daarom gebruikten wij gegevens van SIGMA, een longitudinale, experience sampling cohortstudie, waarin N = 173 adolescenten van 11 tot 20 jaar werden getest voor en tijdens COVID-19. Analyses toonden een verminderde dagelijkse prikkelbaarheid en een toename in eenzaamheid tijdens de pandemie. De dagelijkse stressniveaus bleken onveranderd. Zowel de kwaliteit van de vader- als moederrelatie hing omgekeerd samen met de mate van prikkelbaarheid en eenzaamheid en bufferde tegen de toename van eenzaamheid tijdens de pandemie. De kwaliteit van de ouder-kindrelatie hing niet significant samen met de hoeveelheid gezinsconflict, maar de bevindingen toonden wel een verband tussen de kwaliteit van de ouder-kindrelatie en hoe belastend het gezinsconflict werd ervaren. Aangezien effectgroottes klein waren, ondersteunen onze onderzoeksbevindingen geen sterk effect van de eerste lockdown op de prikkelbaarheid, stress, eenzaamheid en gezinsconflicten bij adolescenten. De geestelijke gezondheid van adolescenten moet echter blijvend opgevolgd worden aangezien onze resultaten enkel de situatie tijdens de vroege fase van de pandemie weergeven welke veranderd kunnen zijn naarmate de pandemie vorderde. Implicaties voor clinici zijn het gebruik van gezinstherapeutische benaderingen waarbij zowel vaders als moeders worden betrokken, met als doel het herstellen en versterken van de hechtingsrelatie met ouders bij adolescenten die het moeilijk hebben.

3.    De COVID 19-lockdown in maart 2020 zorgde voor een plotse verandering in het sociale leven van jongeren, daarbij mogelijk ook in hoe sociaal teruggetrokken ze waren (d.w.z. hoeveel tijd ze alleen doorbrachten) en hoe ze deze momenten ervaarden. Een toename in sociale terugtrekking in de adolescentie is onderdeel van een normatieve ontwikkeling, maar het is ook gerelateerd aan het ontwikkelen van mentale gezondheidsproblemen. Daarom is het noodzakelijk om de ervaringen van jongeren te vergelijken voor en tijdens de lockdown. Hier worden de resultaten gedeeld van onderzoek naar hoe de dagelijkse ervaringen van jongeren wanneer ze zich sociaal terugtrokken, veranderd zijn tijdens de lockdown ten opzichte van ervoor. Ook onderzocht deze studie welke risico- en beschermende factoren een rol speelden in die veranderingen. Hiervoor werd gebruik gemaakt van gegevens van 110 jongeren tussen 13 en 20 jaar die verzameld werden in het kader van de SIGMA studie, een grootschalig onderzoek over mentaal welzijn bij jongeren uit heel Vlaanderen. De jongeren vulden vragenlijsten in over sociale steun, sociale vaardigheden en COVID 19-gerelateerde gebeurtenissen. Gedurende een periode van zes dagen kregen ze tien keer per dag een oproep op hun smartphone om een korte vragenlijst in te vullen over hoe ze zich voelden, wie er bij hen was en wat ze aan het doen waren. De resultaten van deze studie kunnen een indicatie geven van welke jongeren sociale terugtrekking als negatiever ervaren hebben tijdens de eerste lockdown.

4.    Adolescentie vormt een cruciale periode voor het ontstaan mentale problemen. Het is ook een periode waarin sociale identiteit en relaties veranderen. Het SIGMA-project startte in 2018 als een longitudinale studie naar de mentale gezondheid van Vlaamse jongeren, met bijzonder oog op de rol van sociale interacties. Op tweejaarlijkse basis nodigen we jongeren uit om uitgebreide vragenlijsten in te vullen i.v.m. hun mentaal welzijn. We bestuderen ook de continue interactie tussen mentaal welzijn en contextuele factoren leven a.d.h.v. Experience Sampling Methodology (ESM), een gestructureerde dagelijkse dagboekmethode waarbij jongeren gedurende 6 dagen worden opgevolgd. De vraag is echter hoe jongeren zelf kijken naar mentale gezondheid en onderzoek. We stelden daarom drie verschillende focusgroepen samen en bevroegen op semigestructureerde wijze hun visie en ervaringen. Eén groep bestond uit jongeren die reeds deelnamen aan de studie. De twee andere groepen bestonden uit jongeren met een hoger risico voor mentale problemen: jongeren met een kwetsbare maatschappelijke achtergrond en jongeren met een geschiedenis van niet-suïcidaal zelf verwondend gedrag. Ondanks een verhoogde kwetsbaarheid zijn deze jongeren vaak onder gerepresenteerd in onderzoek. Iedere groep kwam drie keer samen om over volgende thema’s te spreken: mentaal en sociaal welzijn, methode van de SIGMA-studie en procedurele aspecten van algemeen onderzoek (o.a. rekrutering en delen van resultaten). Iedere groep bestond uit 8 participanten tussen de leeftijd van 16 en 22 jaar. De resultaten werden geanalyseerd a.d.h.v. thematische analysis. Bevindingen uit de focusgroepen dienen om de derde golf van het SIGMA-project te optimaliseren
 

 

Workshops en mededelingen

WS1: (veer)Kracht in kwetsbaar ouderschap

Door Kris Holemans - Projectmedewerker KOPP|KOAP - Familieplatform

Een workshop over ouders met een psychische kwetsbaarheid. Als ouders staan we allemaal wel eens onder druk. De dagelijks zorg voor onze kroost is, naast heerlijk en verrijkend, bij momenten ook slopend en uitdagend. Een schouderklop, een blijk van herkenning, een troostend woord, … van een vriend(in), een ouder aan de schoolpoort, een familielid, doet dan enorm deugd. Ook ouders die kampen met een psychische – of afhankelijkheidsproblematiek hebben hier nood aan. Opgemerkt worden als ouder en niet enkel als patiënt of cliënt bekeken worden. Hoe spreek je met kwetsbare ouders over hun noden en welzijn? En over de noden en het welbevinden van hun kinderen (KOPP|KOAP)? Hoe ga je in contact en maak je samen de switch van kwetsbaar naar veerkrachtig ouderschap? Familieplatform neemt je graag mee in een workshop met concrete tips en handvaten.

 

WS2: Samen Kriebelen - In contact met KOPP|KOAP en hun ouders

Door Katleen Hoing - Projectmedewerker KOPP|KOAP - Familieplatform

Kinderen van Ouders met een Psychische – en/of Afhankelijkheidsproblematiek (KOPP|KOAP) ervaren een grote draaglast in hun dagelijks leven. De worsteling die een ouder doormaakt - hoe hard die ook zijn best doet - heeft onbedoeld ook een effect op het kind. Een deel van deze kinderen loopt bovendien het risico om zelf een psychische problematiek te ontwikkelen in de loop van zijn/haar leven. Gelukkig weten we intussen dat het ondersteunen en versterken van de veerkracht van deze kinderen, van enorme preventieve waarde is! Dit vereist wel dat we tijdig met deze kinderen en hun ouders in contact gaan. Hoe we dit het best aanpakken en welke thema’s en methodieken we best centraal zetten, overlopen we aan de hand van ‘Met Kriebel op reis’. Deze workshop zal je doen kriebelen om met kinderen én hun ouders aan de slag te gaan!

 

WS3: Kinderen ondersteunen na trauma

Door Tilmans

Eenmalige infosessie voor ouders en hun hulpverlener. An Scheers en Inge Vanderstraete werken bij het VKA; Liesbeth van den Eynde en Karin Tilmans zijn hulpverleners bij het CGG de Pont. Wij werkten een eenmalige groepssessie uit om ouders informatie te geven over het effect van traumatische stress op kinderen, en om ouders handvatten en tips te geven over de begeleiding van deze kinderen in het dagelijks leven. Kinderen die heftige ervaringen hebben meegemaakt, hebben het soms moeilijk. Ze worden vlug boos, ze luisteren niet, ze lopen weg of ze lijken afwezig. Deze kinderen roepen heel wat vragen op in de dagelijkse opvoeding. Soms zitten ouders met de handen in het haar en weten ze niet goed meer hoe te reageren. Hoe blijf je als ouders overeind in zo’n situatie? Hoe kan je opnieuw rust brengen in je gezin? Hoe kan je je kind helpen en beter begrijpen? We vertellen in deze groepssessie over hoe kinderen trauma ervaren. De ouders denken mee na over hoe je kinderen een veilig gevoel kan geven en beter kan begrijpen. We nemen de deelnemers van deze workshop mee op reis door onze sessie psycho-educatie voor ouders. We vertrekken vanuit eigen ervaringen van de deelnemers rond kinderen met een trauma-ervaring. We proberen de deelnemers voeling te laten krijgen met de effecten van een groepssessie met lotgenoten: herkenning en erkenning van lotgenoten, verminderen van gevoel van schuld en schaamte, doen groeien van hoop, en uitwisselen van praktische tips.

 

WS4: Traumasensitief werken in een kinderpsychiatrische residentiële setting

Door Vandersmisse

Het vraagt om een intensieve vorm van “in contact “ gaan tussen kind, gezinssysteem en team. Via het aangaan van een therapeutische zorgrelatie met kind én gezinssysteem, zowel verbaal als non- verbaal, willen we in de lange termijn behandelgroepen van het UPC KULeuven, kinder- en jeugdpsychiatrie, Vleugel K, helend inwerken op de interactionele processen en de wijze waarop dit het dagelijkse leven heeft doen vastlopen. Vele van de gezinssystemen zitten in vastgeroeste patronen door eerdere traumatische ervaringen: de machteloosheid is groot. Een opname is er zowel voor het individuele kind met zijn specifieke noden als voor het systeem . We streven naar een volwaardig partnerschap met de zorgfiguren om uit de impasse te komen. Werken met de bredere context is conditio sine qua non hierin. In deze workshop willen we jullie op een actieve manier meenemen hoe we deze samenwerking vorm geven. Als tijdelijke ad-hoc hechtingsfiguren zetten we het systeem mee in een therapeutisch bad van ondersteuning, ervaringsgericht leren, psycho-educatie en co-regulatie. Naast de individuele systeemgesprekken organiseren we o.m. oudergroepen en supportersdagen, we laten zorgfiguren participeren aan downregulatiesessies met de kinderen en nemen hen actief mee in het denk- en werkkader dat we uitzetten voor het individuele traject van hun kind. Een online-tool voor zorgfiguren, nog volop in ontwikkeling, zal dit proces nog meer voeden en bekrachtigen. We zetten in op connectie tussen kind, systeem en team geïnspireerd door de koppeling tussen theorie en praktijk.

 

M1: Gamen

Door Schoefs

In de praktijk zien we een groter wordende groep gamers die door hun gedrag in de problemen komen. Iedereen herkent de vraag wel, zowel privé als professioneel: hoeveel gamen is nu net teveel? En hoe voorkom je dat jongeren hieromtrent in de problemen geraken? Is gamen nu wel echt zo schadelijk en leidt het tot agressie? En wat doe ik dan wanneer ik een jongere tegenkom die al overmatig gamet maar zelf geen problemen ervaart? Ouders doen dan een appel op hulpverleners omdat zij zich zorgen maken over hun jongeren. Ze weten niet met wie hun kind online omgaat of hoe(veel) ze het schermgebruik van hun kind moeten beperken. Hulpverleners geven soms aan het gevoel te hebben enkele handvaten hieromtrent te ontbreken. Ook in de wetenschap leidt het thema nog tot veel discussie. Mogen we gamen wel een verslaving noemen, en is het niet een symptoom van een andere primaire problematiek? Tijdens deze lezing bekijken we het actuele wetenschappelijk onderzoek omtrent problematisch gamegedrag en verbinden dit met wat wij als hulpverlener in de dagdagelijkse praktijk tegenkomen. We bieden handvaten aan over preventie én interventie.

 

WS5: Methodiek van intensief krachtgericht casemanagement

Door Slootmans

Goia is een deelwerking van Free Clinic en werkt met ouders met een afhankelijkheidsproblematiek al dan niet met een psychische kwetsbaarheid. Tijdens de workshop kan er worden stilgestaan bij de methodiek van intensief krachtgericht casemanagement. Hoe samen te werken met deze ouders en oog te hebben voor de mogelijkheden en de moeilijkheden. Hoe een netwerk uitwerken, installeren, coördineren. Wat is de meerwaarde van dit netwerk. Voor de gezinsleden en ook voor de leden van het netwerk. Maar ook hoe de ouder aan het stuur te laten zitten samen met het netwerk in het belang van kind en zijn/haar gezin. Waar lopen we tegen aan, wat zijn de valkuilen, wat is de meerwaarde. Wat met de verschillende posities en visie en hoe is het mogelijk om toch samen te werken. Deze workshop is er 1 van informeren en ook delen van ervaringen.
 

WS6: Workshop infants: It takes (two) three – hulpverleners in contact met baby en ouders

Door Creemers

There’s no such thing as a baby, werd een 60-tal jaren geleden al door Winnicott geopperd. Een baby komt nooit alleen, altijd met minstens één zorgfiguur. Bij uitbreiding daarvan wordt het gezin ook nog eens omringd door een formeel en informeel netwerk, gevuld met verschillende partners en diensten die het gezin omringen. Afstemmen, verbinden en in contact blijven met elkaar is in die context dan ook wel heel uitgesproken aanwezig, belangrijk, maar ook complex. 
In deze workshop focussen we op wat er in rechtstreeks contact met ouder en kind gebeurt. Hoe moet een hulpverlener hiermee aan de slag? Wie is eigenlijk je cliënt: de baby of de ouder? Wij pleiten ervoor de ouder-kindrelatie als cliënt te zien. Het Infant Mental Health gedachtengoed legt daarop immers een belangrijke focus. Maar hoe moet je je daarin dan als hulpverlener positioneren? Hoe stem je af met wie? Hoe heb je ook voldoende oog voor je eigen binnenwereld als hulpverlener? En hoe herstel je verbindingen die in de triade ouder-kind-hulpverlener, om welke reden dan ook, verwrongen geraakt zijn? Aan de hand van voorbeelden laten we deelnemers door verschillende brillen kijken om een antwoord te krijgen op deze vragen. We hopen hiermee vooral deelnemers die nog niet zo vertrouwd zijn met deze doelgroep of het IMH-gedachtengoed te inspireren.
Sofie Creemers is klinisch psycholoog, Infant Mental Health deskundige en praktijkspecialist perinatale geestelijke gezondheidszorg (i.o.). Ze is verbonden aan CGG Ahasverus en werkt in regio Halle-Vilvoorde als infantmedewerker bij Yuneco Connect Infants en bij 1 Gezin 1 Plan.

 

M3: Geen Seroquel maar Socrates: filosoferen met jongeren in een jeugdpsychiatrische setting 

Door Jens De Vleminck, UPC KU Leuven/KU Leuven

Sinds 2020 organiseert het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (KU Leuven) het vak Service Learning ‘Filosoferen met kwetsbare groepen’ in samenwerking met het UPC KU Leuven. Binnen de dienst Kinder- en Jeugdpsychiatrie loopt het project nu reeds 2 academiejaren op jongerenafdeling De Kade. Tijdens een reeks workshops nemen studenten wijsbegeerte daarbij de rol op van filosofisch gespreksleider en gaan zij in gesprek met de jongeren op de afdeling. Tijdens die bijdrage maken we kennis met het principe van Service Learning. We stellen daarbij de specifieke vraag naar de kansen en de mogelijkheden van het ‘filosoferen met jongeren’ in een residentiële setting in de jeugdpsychiatrie.

 

WS7: Een snoezelmindset binnenbrengen in de kinder- en jeugdpsychiatrie

Door Van Dongen

Snoezelen wordt gedefinieerd als: “Het doelgericht, begeleid en selectief aanbieden van zintuiglijke prikkels in een sfeervolle omgeving volgens eigen keuze en tempo aangepast aan individuele behoeftes en mogelijkheden” (Devie en Vanoosthuyse, 2008). Het zou samengaan met positieve effecten op vlak van angstreductie, gedragsregulatie en stemming. Er blijkt echter weinig bekend over hoe kinderen en begeleiders deze vorm van stimulatie ervaren. Een literatuurstudie leverde tevens weinig informatie op in verband met het toepassen van snoezelen binnen een kinder- en jeugdpsychiatrische setting. Sinds een paar jaar is er binnen ZNA-UKJA campus Hoge Beuken (lagere schoolleeftijd) en campus Middelheim (peuters-kleuters) een snoezelruimte ingericht op een afdeling van de kinder- en jeugdpsychiatrie. Tijdens een (semi)-residentiële opname kunnen de kinderen gebruik maken van deze ruimte, een snoezelsessie wordt steeds begeleid door een groepsbegeleider of een psycholoog. De snoezelruimte heeft als doel een combinatie te bieden van enerzijds ‘snuffelen’ (experimenteren aan de hand van de verschillende zintuigen) en anderzijds ‘doezelen’ (ontspannen/relaxeren), waarbij contact, afstemming en verbinding tussen kind en begeleider centraal staan. We baseren ons op de Joeron-methodiek om de snoezelsessie gestructureerd te laten verlopen. Er zijn opleidingen georganiseerd voor de begeleiders van beide campussen zodat de sessies een duidelijke doelstelling en opbouw kennen. Tijdens deze workshop dompelen we de deelnemers onder in de snoezelmindset en ervaren we samen een snoezelsessie. Verder geven we een terugkoppeling van de ervaringen van kinderen en hun begeleiders over de snoezelsessies en gaan we in gesprek over de implicaties hiervan voor de praktijk. Ref: Derie, J., & Vanoosthuyse, R. (2008). Het grote snoezelboek, 1e ed.. Sint-Niklaas: Abimo Uitgeverij.
Dr. Thirsa Van Dongen, Msc. Charlotte Bogaerts, Msc. Yelena Jacoby, Ronny Vanoosthuyse, Joep Derie Promotor: Prof. dr. Inge Glazemakers
 

M4: Kansen en uitdagingen van thuisbehandeling in het werken met ouders en hun pasgeboren baby

Door Evrard

Kansen en uitdagingen van thuisbehandeling in het werken met ouders en hun pasgeboren baby. Het peripartum is een kwetsbare periode waarin ouders vaak kampen met ernstige mentale gezondheidsproblemen die eveneens geassocieerd zijn met een verhoogde kans op een verstoorde ontwikkeling en/of psychopathologie bij het kind. Dit terwijl vroegtijdige interventie en zorg op maat van het gezin veelal gepaard gaat met volledig herstel van de ouder en het kind. In het perinataal zorgpad wordt er dan ook geheel passend binnen het kader van de vermaatschappelijking van de zorgen en preventie, ingezet op het implementeren van gespecialiseerde thuisbehandeling naast de reeds bestaande behandelvormen. Uit de literatuur blijkt dat Parent-infant Psychotherapy niet alleen een impact heeft op de symptomen van een ouder maar ook op ouderlijke stress en de gehechtheidsband dewelke een belangrijke basis vormen voor de verdere ontwikkeling van kinderen. Binnen de thuisbehandeling bieden we deze interventies aan, afgestemd op de zorgbehoeften van het gezin. Ook tijdens het multidisciplinair overleg trachten we zoveel als mogelijk evidence based te werken door de therapeutische concepten methodisch in kaart te brengen. Hierbij houden we niet alleen rekening met de opvattingen van de hulpverlener, maar worden ook de ouder(s) en diens omgeving nauw betrokken. Door gebruik te maken van gevalideerde schalen zoals de EPDS en M MORS-sf evalueren we tot slot op een meer objectieve manier de ernst van psychologische problemen en gevolgen op de gehechtheidsband. Thuisbehandeling lijkt naast reeds bestaande behandelvormen een veelbelovende en toegankelijke werkvorm in de behandeling van gezinnen tijdens deze kwetsbare periode.

 

WS8: NVR in ’t Ketje, de dagbehandelingseenheid voor peuters en kleuters in PAika

Door Sam Bonduelle, kinder- en jeugdpsychiater in PAika (UZ Brussel)

Non-Violent Resistance (NVR) is een denk- en handelwijze met wortels in de sociaal-politieke strijd, die haar kracht haalt uit verzet bieden tegen onaanvaardbaar gedrag, zonder daarbij zelf een beroep te doen op zo'n gedrag (zoals geweld). Ondertussen worden de principes van NVR al enige tijd gebruikt in het klinische werkveld in een brede waaier aan contexten en voor diverse problematieken. Omdat enkele NVR-methodieken lijken uit te gaan van bepaalde vaardigheden bij het kind (o.a. een zeker ontwikkelingsniveau op cognitief, talig en sociaal-relationeel vlak), ligt het gebruik van NVR in de omgang met peuters en kleuters misschien minder voor de hand. Nochtans blijken heel wat basisprincipes wel degelijk van toepassing en kunnen de meeste NVR-methodieken – mits enkele aanpassingen – ook ingezet worden.

In deze workshop lichten we toe hoe we gebruik maken van NVR in ’t Ketje, de dagbehandelingseenheid voor peuters en kleuters in PAika (UZ Brussel). We werken a.d.h.v. een casus uit hoe ons team aan de slag gaat met gedragsmoeilijkheden en hoe daarbij de context van het kind betrokken wordt. De workshop is bedoeld voor collega’s die werken met een jonge doelgroep (peuters en kleuters) en hun context, zowel ambulant als (semi-)residentieel, en die zich nog niet helemaal thuis voelen in het gebruik van NVR (maar daarover eventueel wel al enige basiskennis hebben). 

 

WS9: Jeugdvriendelijkheid, theoretisch en praktisch, voor organisaties die werken met jongvolwassenen

Door dr. Geert Everaert, kinder- en jeugdpsychiater Kliniek Sint-Jozef en dr. Eline Wittevrongel, ASO kinder- en jeugdpsychiatrie en doctoraatsstudent Center for Clinical Psychiatry

Nu, veel meer dan pakweg 20 jaar geleden, is de jongvolwassenheid een complexe levensfase met specifieke ontwikkelingstaken. Identiteitsontwikkeling en het loskomen van het ouderlijke nest via separatie en individuatie zijn essentiële thema’s. Van de jongvolwassene wordt verwacht dat hij een stabiel leven voor zichzelf opbouwt in een wereld waarin de keuzemogelijkheden soms eindeloos lijken en de confrontatie met destabiliserende maatschappelijke veranderingen zoals sociale ongelijkheid en klimaatverandering nooit veraf zijn. Het traject van een jongvolwassene wordt gekenmerkt door een aaneenschakeling van veranderingen en kent vaak een tumulteus verloop, wat zorggebruik en continuïteit van zorg in deze leeftijdsfase geen evidentie maakt. Ondertussen is men het roerend eens dat het hulpverleningsaanbod moet worden afgestemd op de specifieke noden van de doelgroep. In aanbevelingen ziet men ‘jeugdvriendelijkheid’ als een belangrijke hoeksteen voor organisaties die werken met jongvolwassenen. In deze workshop zullen we het hebben over de implementatie van jeugdvriendelijkheid in GGZ-organisaties aan de hand van een discussie over de resultaten van een recent uitgevoerde Delphi studie in Vlaanderen. Bovendien zullen we verschillende thematieken of benaderingen (MBT, ONE team model, contextuele, veiligheid en positive risk taking, ervaringsdeskundigheid,…) illustreren die gebruikt worden tijdens de (semi) residentiële werking met deze specifieke doelgroep.

 

WS14: Jongeren van gescheiden ouders: ‘het scheidingsspel’ 

Door Cloet

De geestelijke gezondheid bevat verschillende aspecten. Iedereen moet zich goed in zijn vel voelen en positief kunnen functioneren. Met KAJ merken we dat dit niet altijd het geval is voor jongeren als hun ouders gescheiden zijn. Steeds meer kinderen krijgen te maken met een breuk in hun gezin. Toch is het niet vanzelfsprekend dat hier aandacht aan gegeven wordt. Kinderen hebben het gevoel dat hun pijn niet erg genoeg is of dat ze geen verdriet mogen hebben. Als de scheiding voor de omgeving afgerond lijkt, kan het kind dit nog lang meedragen. Het taboe dat hierrond blijft, willen we op dit congres verbreken! In de workshop vertrekken we vanuit ervaringen die jongeren van gescheiden ouders deelden. We denken samen na wat dit met hen doet en hoe we hier rekening mee kunnen houden in de toekomst. Dit brengt ons uiteindelijk bij enkele tips die we kunnen meenemen in de praktijk. Als laatste laten we jullie kennismaken met ‘het scheidingsspel’. Dit spel werd ontworpen door KAJ in samenwerking met Hogeschool Vives. Het biedt een mogelijkheid om het thema bespreekbaar te maken aan de hand van verschillende thema-kaarten. We bespreken samen enkele situaties die in het spel naar boven komen.

 

WS11: Farmacotherapie bij minderjarige zedendelinquenten

Door Loic Jeuniaux (ASO Kinder- & Jeugdpsychiatrie) , Daniel Neves Ramos (Kinder- & jeugdpsychiater For K Antwerpen ZNA UKJA)

De meeste minderjarigen die zedenfeiten plegen kunnen gelukkig zonder medicatie geholpen worden, door gespecialiseerde therapeutische interventies, zowel op individueel vlak als in de systemische context. In deze workshop willen we toespitsen op de mogelijke medicamenteuze interventies bij deze doelgroep, de indicaties en hoe dit ook op een veilige manier kan, gezien dit vaak toch over offlabel-gebruik van deze medicatie gaat. We bieden jullie in deze workshop zowel een overzicht van de recente literatuur als een veiligheidsprotocol aan.

 

WS12: Seksualiteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag in het digitale landschap

Door Janske Van Kollenburg (beeldend therapeut) en Zohra Lkasbi (gedragstherapeut)

Jongeren en media lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op zich niets mis mee aangezien de digitalisering van de samenleving heeft geleid tot de ontwikkeling van verschillende opportuniteiten voor jongeren. Het internet en nieuwe media hebben een prominente plaats ingenomen in het dagelijks functioneren. Door de technologische en digitale evolutie heeft ook een verschuiving plaatsgevonden op het vlak van seksualiteitsbeleving. Doorheen de jaren wordt het duidelijker dat jongeren zich ook op seksueel vlak uiten via het internet en media. Tevens is het niet verwonderlijk dat technologie een impact heeft op seksualiteit. Zo wordt het internet gebruikt om seksueel te experimenteren en komen jongeren bewust en/of onbewust in contact met seksueel expliciet beeldmateriaal. Maar het is zeker niet ongewoon dat seksuele grenzen op het internet worden overschreden, mede door de eenvoudige toegankelijkheid en de anonimiteit van het internet. Online seksueel grensoverschrijdend gedrag gepleegd door jongeren krijgt vandaag nauwelijks wetenschappelijke aandacht en staat nog in zijn kinderschoenen. Daarom wordt in deze workshop seksualiteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag in het digitaal landschap bij adolescenten verkend. Wat is online seksueel grensoverschrijdend gedrag? Wat is strafbaar? Deze vragen worden o.a. in deze workshop beantwoord. Extra aandacht wordt ook besteed aan beeldende therapie in de begeleiding van jonge online plegers. Janske Van Kollenburg en Zohra Lkasbi zullen vanuit hun klinische ervaringen een casus presenteren rond de behandeling van online seksueel grensoverschrijdend vanuit een kinder- en jeugdpsychiatrische setting.

 

WS13: Etensstrijd bij jonge kinderen: observeren en werken met ouders aan de hand van video en observatieschaal

Door De Groote

In onze dagkliniek voor moeilijke eters (0-6 jaar; kinder- en jeugdpsychiatrie) begeleiden we jonge kinderen en hun ouders die te maken hebben met moeilijk eetgedrag. Eetproblemen kunnen ontstaan vanuit een ontwikkelingsproblematiek en/of negatieve (medische) ervaringen in het gastro-intestinaal stelsel. Vaak raken kinderen en ouders vervolgens verwikkeld in een complexe etensstrijd. Vanuit de praktijk hebben we een observatie-instrument ontwikkeld om deze strijd via videomateriaal te observeren en analyseren, samen met ouders. Dit instrument gebruiken we vervolgens ook om ouders inzicht te geven in helpende en niet helpende gedragingen en zodoende te versterken in hun vaardigheden. In de workshop wordt het instrument toegelicht en uitgeprobeerd; we observeren samen een aantal videofragmenten rond etensstrijd en bespreken hoe het instrument kan ingezet worden.

 

WS15: Bruggenbouwers gezocht: omgaan met diversiteit

Door Winny Ang

Hoe kunnen we als professional navigeren in een diverse wereld? Het is een boeiende en soms uitdagende zoektocht die geen vastomlijnde handleiding kent. Zowel praktijkervaring als onderzoek toont dat er drie aspecten zijn die dit proces faciliteren: kennis, vaardigheden en bewustzijn. Dit ‘bewustzijn’ is de hoeksteen om (culturele) sensitiviteit te ontwikkelen. In deze training staan drie (visuele) metaforen centraal die het bewustzijn rond diversiteit aanscherpen en die ook als houvast gebruikt kunnen worden in de dagdagelijkse praktijk. Deze training nodigt je uit om op ervaringsgerichte en dynamische manier naar diversiteit te kijken. 
Doel:  Deelnemers zullen na deze ervaringsgerichte training: 
1)    De verschillende dimensies van identiteit leren kennen en toepassen 
2)    De drie metaforen inzetten om (zelf)bewustzijn rond diversiteit aan te scherpen
3)    Deze tools leren gebruiken voor de klinische praktijk
 

WS16: Het KEUVEL-kader: een leidraad en pleidooi voor nabijheid in een persoonlijke-professionele relatie

Door Greet Demesmaeker, cognitief-gedragstherapeutische coach en lector-onderzoeker aan de AP Hogeschool

Als hulpverlener kom je terecht in diverse contexten: ambulante begeleider, leefgroepbegeleider en contextbegeleider in de jeugdhulp zijn slechts enkele voorbeelden van de vele werkcontexten. Wat deze verscheidene contexten gemeen hebben, is de relatie die wordt aangegaan met mensen die zich in een kwetsbare positie bevinden en nood hebben aan ondersteuning. Elke hulpverlener worstelt wel eens met de zogenaamde afstand/nabijheid in hun ondersteuningsrelatie met hulpvragers. Hierover is al veel gedebatteerd, toch blijkt men niet verder te komen dan dat ‘de grens moet bewaakt worden’ en neigt men over te hellen naar het bewaren/bewaken van professionele afstand. Ik introduceer het KEUVEL-kader als leidraad om met de nodige expertise een warme relatie aan te gaan en echt contact te maken. Het is de kunst om -met kennis en kunde in het achterhoofd- een vertrouwensband op te bouwen, waarbij je als hulpverlener naast en nabij de cliënt staat. Het KEUVEL-kader geeft de bouwstenen weer voor een relationele en nabije basishouding: K: kracht en kwetsbaarheid als kunst - E: Eigen regie vanuit een empowerende houding - U: uitnodigend en uniek - V: veiligheid en verbinding vanuit vertrouwen - E: empathie vanuit echtheid - L: liefdevol (als zorgzaam en aandachtsvol) door een luisterende houding.
 

WS17: Via ARC op avontuur in contact met ASS

Door De Jong

Op de kinder- en jeugdpsychiatrische dienst Vleugel K van het UPC KU Leuven brengen we al sinds 20 jaar meer avontuur binnen. Minder stilzitten en spreken, maar vaker naar buiten gaan en doen. We merken dat de pathologie hierdoor meer op de achtergrond komt en de jongere meer de mogelijkheid krijgt om zijn competenties centraal te stellen. We maken op een andere manier contact met de jongere. Doorheen de jaren krijgen ook de gezinnen meer plaats binnen deze ervaringsgerichte werkwijze. De visie en het ARC-model van Margaret Blaustein sluiten hier mooi bij aan. We kunnen de bouwstenen van Attachment (hechting), Regulation (regulatie) en Competence (competentie) terugvinden in het werken met jongeren en hun gezinnen. Oorspronkelijk is dit model bedoeld voor personen met complex trauma. Wij merken dat de jongeren die bij ons komen met diverse problematieken altijd ergens een groot of klein laagje trauma in zich dragen, maar soms liggen daar andere zaken onder of naast. We nemen jullie mee in een workshop (voor maximum 14 personen) waarbij we op een ervaringsgerichte manier het ARC-model tot leven brengen bij jongeren met autismespectrumstoornis en hun gezin. Waar liggen de kansen en de hindernissen? Daar waar voorspelbaarheid en structuur vanzelfsprekend zijn, brengt ogenschijnlijk onvoorspelbaar avontuur iets in beweging. Met een tas, eieren, stenen, een mes en vuur gaan we op weg. Ga je met ons mee?

 

WS45: Wat ik je nog wilde vertellen ... over brieven schrijven met kinderen in therapie

Door Annelies Huybrechts

Therapie stelt kinderen voor pittige uitdagingen. Er wordt veel rekening gehouden met hun comfort en tempo, maar tegelijk voelen kinderen dat therapie ook verwachtingen met zich meebrengt. Dat kan gaan over het tonen van emoties, het verwoorden van vragen en dillema’s, het reflecteren over spanningen en spaak lopende verstandhoudingen, het begrijpen van eigen ervaringen of rekening houden met die van anderen. Daarbij lijkt het moeilijk om de juiste toon te vinden. Houden we het speels of zit de nadruk op ernst? Duiken we snel in de zware thema’s of zijn de onderwerpen liefst voldoende licht? Gaan we praten, of vooral veel doen? Het zijn afwegingen die beïnvloed worden door de problematiek, door de eigenheid van een kind, maar ook door het comfort van de therapeut. Weinig methodische ingangen helpen therapeut en kind om samen met spontaniteit en creativiteit te laveren doorheen de ingewikkeldheden en afwegingen die zich aandienen. In deze workshop introduceer ik een wijze van samen met kinderen brieven schrijven die therapeut en kind helpen om elkaar af te wisselen en aan te vullen in een dynamische dialoog. Het samen schrijven biedt voorzetjes, uitnodigingen en onverwachte kansen die de eigen reflecties bevorderen, maar ook aanleiding geven tot nieuwe uitwisselingen met betekenisvolle anderen. De semi-geleide structuur van deze tool biedt houvast en laat zich ook vertalen naar specifieke moeilijkheden zoals relationele conflicten waarbij wederzijds begrip ontbreekt. Deelnemers krijgen kapstokken en voorbeelden, maar worden vooral aangemoedigd om zelf te oefenen.

 

Laatste update op: 16-06-2022