In contact workshops 14 september 2022 : 11.15 u. - 12.45 u.

Debat 

Ronny Bruffaerts

Symposia (90 min)

Workshops (60 min) en mededelingen (20 min)

 

Debat 

Uitdagingen voor en toekomstige trends in de gg(z) voor jongeren. Quo vadis?

Vanuit een epidemiologische visie wordt de prevalentie van zorgnood toegelicht bij kinderen en jongeren in Vlaanderen; we bespreken onder andere prevalentie van psychische stoornissen, de wijze van hulp zoeken en redenen waarom kinderen en jongeren geen hulp zoeken. Vanuit deze epidemiologische gegevens maken we vervolgens een vertaalslag naar concrete actiepunten rond prevalentie en behandeling van psychische problemen bij kinderen en jongeren nu en in de toekomst.

Ronny Bruffaerts studeerde theoretische (KULeuven, 1997) en klinische psychologie (KULeuven, 1998) en haalde zijn Doctoraat Medische Wetenschappen (KULeuven) in 2005. Sinds 2008 is hij professor aan de faculteit Geneeskunde van de KULeuven en vanaf 2017 verantwoordelijke van het Centrum voor Maatschappelijke Geestelijke Gezondheidszorg binnen het Departement Neurowetenschappen van de KULeuven. Sinds 2017 is hij verbonden aan het Institute for Social Research van de University of Michigan (US). Vanuit het populatiedenken en –onderzoek probeert hij systematisch epidemiologische data rond psychische gezondheid te vertalen naar specifieke implicaties ten aanzien van de hervormingen in de ggz.

 
 

Symposia

S13: De ontwikkeling van uithuisgeplaatste kinderen en jongeren

Door Delphine West

Eén van de hoofddoelen van een uithuisplaatsing is het bieden van optimale ontwikkelingskansen aan de kinderen. Toch wordt er geregeld gewezen op een scala aan problemen in de ontwikkeling bij deze doelgroep. In dit symposium wordt de ontwikkeling van uithuisgeplaatste kinderen en jongeren op verschillende domeinen en binnen verschillende doelgroepen onder de loep genomen. Delphine West gaat in op de cognitieve ontwikkeling van peuters binnen pleegzorg, die op één- en tweejarige leeftijd opgevolgd werden. Er wordt onder meer bekeken welke factoren geassocieerd zijn met de veranderingen in de ontwikkeling van de peuters. Laura Gypen stelt onderzoek voor bij zorgverlaters. Ze voorspelt onderwijsprestaties van zorgverlaters in Vlaanderen en onderzoekt het effect van het behaalde opleidingsniveau op andere domeinen. Roman Trenson vergeleek verschillende opvangvormen (pleegzorg, individueel wonen, overheidscentra en begeleidingstehuizen) voor Niet-Begeleide Buitenlandse Minderjarigen en bespreekt het verband van het verblijf met hun ontwikkeling. Tot slot gaat Camille Verheyden in op het psychosociaal welzijn van pleegkinderen tijdens de eerste COVID-19-lockdown. Er werd bekeken of deze lockdown zoals verwacht meer invloed had op het psychosociaal welzijn van deze meer kwetsbare groep. Daarnaast wordt nagegaan welke factoren geassocieerd zijn met de verandering in hun psychosociaal welzijn.

Extra samenvattingen

  1. De ontwikkeling van Vlaamse peuters in pleegzorg Delphine West, Laura Gypen, Frank Van Holen & Johan Vanderfaeillie Pleegzorg is in Vlaanderen de eerst te overwegen keuze bij een uithuisplaatsing. De continuïteit die een pleeggezin kan bieden is namelijk erg belangrijk voor een optimale ontwikkeling van het pleegkind. Toch worden pleegkinderen vaak beschouwd als kwetsbare groep, die geregeld problemen in de ontwikkeling laat zien. Daarnaast is er weinig Vlaams onderzoek over de ontwikkeling van de jongste groep pleegkinderen. In dit onderzoek werden 57 pleegkinderen tweemaal getest en dit op één- en tweejarige leeftijd met de BAYLEY-III-NL om de cognitieve en talige ontwikkeling in kaart te brengen. Daarnaast wordt m.b.v. vragenlijsten informatie verzameld over onder meer gedragsproblemen, de mate van veilige gehechtheid, sensitiviteit tussen pleegouders en -kinderen en opvoedingsstress van de pleegouders. Hun ontwikkeling wordt vergeleken met de normgroepen. Daarnaast wordt nagegaan welke factoren geassocieerd zijn met de evolutie in ontwikkeling van de pleegkinderen
  2. Het belang van het behaalde onderwijsniveau voor zorgverlaters Laura Gypen, Delphine West, Lara Stas, Camille Verheyden, Frank Van Holen & Johan Vanderfaeillie Uit onderzoek blijkt dat zowel pleeg- als residentiële zorgverlaters op lange termijn vaak lagere opleidingsniveaus behalen dan leeftijdsgenoten uit de algemene populatie. Nochtans blijft het onderwijsniveau in onze Westerse samenleving een belangrijke toegangspoort tot succes, zowel op vlak van tewerkstelling, inkomen als huisvesting. Deze studie verkent en voorspelt de onderwijsprestaties van zorgverlaters in Vlaanderen en onderzoekt het effect van het behaalde opleidingsniveau op andere domeinen (tewerkstelling, inkomen en huisvesting). De studie omvat 220 zorgverlaters, zowel vanuit pleegzorg (n=138) als residentiële zorg (n=82). Gegevens worden verzameld aan de hand van een zelfrapportagevragenlijst gebaseerd op reeds bestaande overheidsvragenlijsten. De participanten (77 mannen, 143 vrouwen) zijn op moment van hun eerste deelname tussen 21 en 27 jaar oud. Beide types zorgverlaters behalen significant lagere diploma's, verdienen minder en zijn vaker dakloos dan leeftijdsgenoten uit de algemene populatie. Residentiële zorgverlaters behalen lagere diploma's en zijn vaker werkloos dan pleegzorgverlaters. Uit meervoudige regressieanalyses blijkt dat het behaalde onderwijsniveau een cruciale factor is, die de resultaten op het gebied van tewerkstelling, inkomen en huisvesting op lange termijn mee bepaalt. Een lager opleidingsniveau hangt significant samen met meer plaatsingen en minder ondersteuning tijdens de zorgperiode en brengt een beduidend hoger risico op werkloosheid en financiële- en huisvestingsbelemmeringen met zich mee. Het is daarom belangrijk om jonge zorgverlaters te ondersteunen bij het behalen van hun diploma, zodat zij gelijke kansen krijgen in onze samenleving. Beleidsmakers moeten zich richten op meer ondersteuning op vlak van onderwijs tijdens de periode in de zorg. School- en plaatsveranderingen moeten tot een minimum worden beperkt en de samenleving moet investeren in psychologische ondersteuning tijdens de plaatsing.
  3. Psychosociaal welzijn van pleegkinderen die in hun pleeggezin verbleven tijdens de eerste COVID-19-lockdown. Camille Verheyden, Frank Van Holen, Delphine West & Johan Vanderfaeillie De maatregelen die werden genomen om de COVID-19-pandemie in te dammen, hebben het leven van kinderen en gezinnen over de hele wereld ingrijpend beïnvloed. Het wordt aangenomen dat de negatieve gevolgen van lockdowns nog harder aankomen bij kwetsbare groepen zoals pleegkinderen, die in normale omstandigheden al worstelen met hun psychosociaal welzijn en die tijdens lockdowns voor specifieke uitdagingen komen te staan, zoals bijvoorbeeld: fysiek contact met ouders dat verboden is. Toch wijzen sommige wetenschappers op de positieve kanten van lockdowns (bv. betere band met ouders). Deze studie ging het psychosociaal welzijn van pleegkinderen die in hun pleeggezin verbleven tijdens de eerste COVID-19-lockdown (maart – mei 2020) na en onderzocht welke factoren geassocieerd zijn met de verandering in hun psychosociaal welzijn. 888 pleegouders rapporteerden eind mei tweemaal (voor en tijdens de lockdown) over het psychosociaal welzijn van evenveel pleegkinderen via de Brief Assessment Checklist voor Kinderen en Adolescenten. De COVID-19-lockdown werd niet geassocieerd met een verminderd psychosociaal welzijn. Pleegouders meldden een lichte verbetering in hun relatie met hun pleegkind tijdens de lockdown, wat wijst op een positief gevolg van de lockdown. Het soort en de hoeveelheid contact met biologische ouders hangt significant samen met het veranderde psychosociaal welzijn van pleegkinderen tijdens de lockdown. Pleegouders die een toename rapporteerden in alternatief contact (bv. (video)gesprekken en berichten) tussen hun pleegkind en zijn/haar ouder(s) tijdens de lockdown, rapporteerden ook een toename in het psychosociale welzijn van hun pleegkind tijdens die periode.
  4. Does the kind of accommodation for unaccompanied refuge minors matters? An investigation. Roman Trenson, Lenny Trogh, Frank Van Holen, & Johan Vanderfaeillie Research shows both high prevalence of trauma symptoms and behavioural problems amongst unaccompanied refuge minors (URM), as well as foster care to be the best suited environment for URM. This research investigated how URM fared across the different forms of accommodations regarding adaptive functioning (i.e., trauma symptoms and behavioural difficulties) and known protective factors (i.e., resilience, cultural sensitivity of the environment and social contacts). After obtaining all consents (legal guardian, foster parents and minor) 101 URM participated, of which 18 resided in foster care, 18 in residential care subsidized by the Flemish community and 24 in governmental reception centres. 41 URM lived alone. URM filled in several questionnaires. Results showed URM in foster care (β = -.5; p < .001) to report fewer trauma symptoms and behavioural problems (β = -.33; p < .01) than URM living in reception centres. In addition, cultural sensitivity in foster care was rated higher (β = .43; p < .001) than in governmental reception centres. However, URM living alone had higher resilience (β = .30; p < .05) and more social contacts (β = .34; p < .05). This study supports earlier research indicating the developmental risks amongst URM and highlights the protective qualities of foster care. Extending the benefits of foster care to other forms of accommodation can improve the living quality of all URM.

 

S14: Zin en onzin van intranasale oxytocine therapie bij autisme

Door Kaat Alaerts, Matthijs Moerkerke, Nicky Daniels, Jean Steyaert, Annelies Bamps, Edward Debbaut, Jellina Prinsen, Tiffany Tang, Stephanie Van de Donck, Bart Boets

Een overzicht van theoretische modellen, empirische bevindingen en klinische bedenkingen Intranasale toediening van het zogenaamde “knuffelhormoon” oxytocine (OT) wordt gesuggereerd als mogelijke therapie voor autismespectrumstoornissen (ASS). Echter, de wetenschappelijke bevindingen zijn complex en inconsistent, en de brug naar toepassingen in de klinische praktijk is nog broos. In dit symposium geven we een overzicht van theoretische en mechanistische modellen omtrent de mogelijke “prosociale” werking van oxytocine. We overschouwen de bestaande evidentie voor de effectiviteit en veiligheid van oxytocine-interventies, zowel bij volwassenen als bij kinderen met ASS, en we focussen vooral op lange-termijn effecten van meervoudige-dosis lange-termijn interventies. Doorheen het symposium zoomen we in op de bevindingen van een recente grootschalige Leuvense studie die de onmiddellijke en lange-termijn effectiviteit onderzoekt van een dagelijkse intranasale oxytocinetoediening gedurende vier weken bij lagere-school kinderen met ASS. We beschrijven de impact op ASS-gerelateerde gedragsmatige variabelen, op systemische OT variabelen zoals endogene OT niveaus en epigenetica van het oxytocine receptor gen, en ook op meer experimentele metingen van neurale sensitiviteit en connectiviteit en stress fysiologie. Auteurs: Moerkerke Matthijs, Daniels Nicky, Steyaert Jean, Bamps Annelies, Debbaut Edward, Prinsen Jellina, Tang Tiffany, Van de Donck Stephanie, Boets Bart, Alaerts Kaat

Extra samenvattingen

  1. Bijdrage 1 Hoe oxytocine een ‘knuffelhormoon’ werd: Een korte geschiedenis van onderzoek naar de mechanismen en klinische toepassingen van oxytocine. Sprekers: Kaat Alaerts & Jellina Prinsen In deze eerste lezing zal een korte geschiedenis geschetst worden van het onderzoek naar oxytocine overheen de laatste decennia, van vroege studies naar het oxytocine systeem bij de monogame prairiewoelmuis naar klinische oxytocine toedieningsstudies bij mensen. Bijzondere aandacht zal besteed worden aan de bespreking van nieuwe theoretische modellen die naar voor werden geschoven op basis van steeds voortschrijdende empirische inzichten in oxytocine’s neurofysiologische werking. Oxytocine’s rol in het moduleren van sociale aandachtsprocessen (‘salience’), het verlagen van angst en stress, de modulatie van de balans tussen toenadering- en vermijdingsgedrag, alsook het optimaliseren van signaal-ruis verhoudingen wordt besproken.
  2. Bijdrage 2 Het oxytocine systeem bij mensen met autisme: Is er evidentie voor een atypische werking van het oxytocine systeem en kan oxytocine therapie helpen? Sprekers: Matthijs Moerkerke & Nicky Daniels In deze tweede lezing wordt ingezoomd op de stand van zaken in het oxytocine onderzoek bij mensen met autisme spectrum stoornis. We gaan na of er evidentie is dat mensen met autisme kampen met een minder goed werkend centraal oxytocine systeem. Meta-analytische onderzoeken worden besproken die nagaan of mensen met autisme minder oxytocine aanmaken en of er (epi-)genetische factoren een rol spelen om eventuele problemen met het oxytocine systeem te begrijpen. Daarop aansluitend wordt een uitgebreide uiteenzetting gegeven rond bestaande klinische studies die de werking van oxytocine therapie bij mensen met autisme bestudeerd hebben. Een volledig overzicht zal gegeven worden van studies bij zowel kinderen als volwassenen met autisme, met speciale aandacht rond behandelingseffectiviteit en veiligheid. We zoomen hier ook specifiek in op onze recent afgeronde klinische studie rond de effecten van een vier-weken oxytocine therapie bij lagere-school kinderen met autisme.
  3. Bijdrage 3 Recente inzichten in de neurofysiologische werking van oxytocine therapie bij kinderen met autisme Sprekers: Matthijs Moerkerke, Bart Boets & Kaat Alaerts Hoewel de interesse in de klinische effectiviteit van oxytocine therapie bij mensen met autisme spectrum stoornis groot is en een groeiend aantal studies deze effecten in kaart probeerden te brengen, is er tot op heden nog maar weinig inzicht in welke effecten het toedienen van meervoudige dosissen oxytocine neusspray teweeg kan brengen op de op de fysiologische werking van de hersenen en het stress systeem. Eerdere studies die neurofysiologische effecten in de menselijke hersenen in kaart hebben gebracht, bestudeerden voornamelijk ‘acute’ effecten, teweeggebracht door toediening van een enkelvoudige dosis oxytocine neusspray. Onze recent afgeronde oxytocine studie bij kinderen met autisme omvatte niet alleen een klinische deel, maar eveneens neurofysiologische karakteriseringen die ons precies in staat stellen om beter zicht te krijgen op de centrale, neurofysiologische effecten na toediening van meervoudige dosissen oxytocine neusspray over een periode van 4 weken. Recent verworven inzichten op basis van medische beeldvorming van de hersenen (fMRI scans), elektro-encefalografie, alsook elektrocardiografie worden gepresenteerd.
  4. Bijdrage 4 From bench to bedside? Een interactieve discussie rond de klinische implicaties en de stand van zaken in de klinische praktijk. Spreker: Jean Steyaert ‘Off-label’ gebruik van oxytocine neussprays is een groeiend fenomeen, maar zijn de verwachtingen wel gestoeld op hedendaags empirisch onderzoek, of zijn deze vooral gebaseerd op voortgestuwde ‘hypes’ in populaire media rond het ‘knuffelhormoon’ oxytocine? Hoe kunnen we als behandelende artsen of psychiaters omgaan met vragen van patiënten naar ‘compassionate use’ van oxytocine neussprays? Een interactieve discussie rond klinische implicaties en de brug naar klinische toepassingen wordt opgestart aan de hand van ervaringen uit de klinische praktijk. Een ‘recap’ van de stand van zaken wordt geschetst, licht werpend op uitdagingen voor de toekomst.

 

S15: Laagdrempelige zorg voor psychisch kwetsbare adolescenten: de groeiplek

Door Janna Van der heyden & Marieke Degryse, Nathalie Braeckman,  Hans Dockx & Veerle Mullens

In dit symposium wordt dieper ingegaan op hoe laagdrempelige zorg voor psychisch kwetsbare jongeren in de transitieleeftijdsfase vorm kan krijgen. De Adocare-studie (2015) pleit voor een meer evenwichtige zorg. Adolescenten worden soms te snel doorverwezen naar gespecialiseerde diensten, terwijl dit niet steeds nodig is. Er dient meer ingezet te worden op goed opgeleide primaire gezondheidsdiensten, die kunnen inschatten of gespecialiseerde zorg al dan niet nodig is. Er is een duidelijke nood aan een laagdrempelig zorgaanbod. In een eerste bijdrage wordt vertrokken vanuit een praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek aan de Arteveldehogeschool (2021), naar de plaats van creatieve therapie binnen laagdrempelige zorg voor jongeren en het hoe & waarom van een groeiplek. Vervolgens wordt stilgestaan bij het ontstaan en de missie van Homaar – groeiplek voor jongeren, met de vernieuwende methodiek die werd ontwikkeld. Op basis van de gegevensverzameling van 200 jongeren die reeds een traject volgden wordt de doelgroep en impact bekeken. In de laatste bijdrage wordt de nieuwe groeiplek Vonk uiteengezet vanuit de praktijk. Aan de hand van voorbeelden wordt toegelicht hoe een groeiplek concreet vorm krijgt vanuit de atelierwerking, de weektrajecten en het belang van kleinschaligheid.

Extra samenvattingen:

1. Wat maakt nu een plek precies tot een groeiplek? We vertrekken hierbij vanuit de resultaten van een verkennend praktijkgericht onderzoek (2021) aan de Arteveldehogeschool. Deze studie vertrekt vanuit de actuele maatschappelijke nood: Hoe kan de drempel verlaagd worden om hulpverlening voor jongeren toegankelijk te maken en daarbij tezelfdertijd sterk in te zetten op gespecialiseerde zorg, die inspeelt op de specifieke noden van de jongeren?  Aan de hand van literatuuronderzoek wordt in kaart gebracht wat de specifieke noden zijn van de jongeren zelf, alsook wat de actuele doelen zijn van laagdrempelige zorg en hoe deze kan vorm krijgen. Extra aandacht gaat uit naar kwalitatief exploratief onderzoek waarbij de stem van de jongere duidelijk weerklinkt. Vervolgens gaan we dieper in op de vraag “Wat maakt nu een plek precies tot een groeiplek?” door een inspirerend en gedragen kader uit te werken waarbij een open aanbod en een vrije atelierwerking een belangrijke plaats innemen. Tot slot schuift dit onderzoek de hypothese naar voor dat drie factoren ontzettend belangrijk zijn om tot kwalitatieve drempelverlagende zorg voor jongeren te komen. 

2.  Groeiplek voor Jongeren: Homaar In Homaar willen we kwetsbare jongeren tussen 15 en 23 jaar ambulant ondersteunen in hun zoektocht naar autonomie en identiteit. Hierbij wensen we vooral stil te staan bij vaardigheden of hulpbronnen die de jongeren kunnen aanspreken in hun dagelijkse leven. Een potentieel gevolg hiervan is dat de jongere in een minder afhankelijke positie komt te staan van de ander en zichzelf actief een plaats toekent. Via de passage in Homaar hopen we een ‘kantelmoment’ te installeren waarbij de jongeren enerzijds op adem kunnen komen en anderzijds daadkrachtig worden in het maken van keuzes die in de lijn liggen met hun eigen verlangen. Naast deze missie wensen we tijdens deze lezing ook stil te staan bij het ontstaan van de werking en de implementatie in de praktijk. Ook het vernieuwende karakter van deze methodiek zal hierin uitgebreid aan bod komen. Homaar ging van start begin 2018 en bood ondertussen aan meer dan 200 jongeren een kortdurend traject van 2 weken. We staan stil bij volgende vragen: welke jongeren komen naar Homaar? Wat is hun vraag? Hoe komen de jongeren in Homaar terecht? Welke impact wordt gecreëerd? We lichten hierbij toe wat jongeren zélf over hun ervaring in en na Homaar vertellen.

3.  De groeiplek in de praktijk: Vonk Vonk is een nieuwe groeiplek in Boechout. We bieden ambulante trajecten aan van 2 weken voor een veilige groep van 6 jongeren tussen 15 en 23 jaar met een psychische kwetsbaarheid. Het aanbod bestaat uit creatieve ateliers en workshops in de buitenlucht, met dieren en met beide handen in de grond. Deze methodiek brengt jongeren terug naar de basis. Zo ontstaat er ruimte om (terug) in verbinding te gaan met jezelf, de anderen en je omgeving en talenten te (her)ontdekken. De jongere bepaalt het tempo en er is steeds ruimte om in gesprek te gaan over zijn/haar eigen traject. We laten, aan de hand van de praktijk bij Vonk, zien hoe zo’n groeiplek concreet ingevuld kan worden. Het aanbod wordt toegelicht en a.d.h.v. enkele werken van jongeren zelf tonen we hoe we creatieve ateliers inzetten om methodisch aan de slag te gaan met het mentaal welzijn. We maken concreet hoe jeugdwerk en jeugdhulp samenvloeien bij VONK. We staan stil bij de lage instapdrempel, het preventieve karakter, de korte trajecten en de sfeer van gelijkwaardigheid tussen jongeren en begeleiders. We lichten toe hoe we dit concreet doen en hoe we onze grenzen hierin bewaken. We tonen aan de hand van praktijkvoorbeelden aan hoe jongeren eigenaar worden/zijn van hun eigen traject en waarom kleinschaligheid zo belangrijk is. Ook de vrijwilligerswerking speelt een belangrijke rol bij VONK, we duiden hun functie in het geheel en tonen hun meerwaarde aan.

 

S16: Participatie van kinderen en jongeren in de geestelijke gezondheidszorg: Praktijkvoorbeelden vanuit de kinderpsychiatrie

Door Sarah Bal, Gijs Mommerency, Els Bradt, Bram Fahy, Sarah Degens, Merel Pieters en Lore Polfiet

In juni 2019 formuleerde de Hoge Gezondheidsraad een advies over de noodzaak van participatie van kinderen en jongeren binnen het domein van de geestelijke gezondheid. Kunnen participeren, veronderstelt evenwel kennis hebben over hoe en waaraan geparticipeerd kan worden.  Zowel kinderen en jongeren, hun naastbestaanden, de hulpverleners èn de beleidsmakers hebben nood aan kennis over het complexe landschap van de geestelijke gezondheid binnen deze leeftijdsgroep, maar ook aan kennis en vorming over de waarde van participatie, én de manier waarop ze binnen dit landschap aan participatie kunnen doen.  Het effectief installeren van participatie van kinderen en jongeren in de geestelijke gezondheid geeft meer kans op het doorbreken van het taboe rond geestelijke gezondheidsproblemen. Jongeren zijn vaak kwetsbaar en onzeker, maar ze streven ook gedreven hun doel na. Ze zoeken naar nieuwe uitdagingen, oplossingen en kansen. Jongeren willen actief zijn en zich inzetten voor anderen. Initiatieven door en voor jongeren, waarbij ze samen met volwassenen deelnemen aan besluitvormingsprocessen door middel van dialoog en overleg getuigen van een participatieve aanpak. Solidariteit en verbondenheid wordt versterkt wanneer jongeren andere jongeren mee kunnen helpen. Via participatief werken kunnen jongeren gestimuleerd worden om hun positieve energie te gebruiken zodat ze hun democratisch engagement en verantwoordelijkheidsgevoel kunnen op nemen. Samen met hen kan gebouwd worden aan een betere geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren. Binnen dit symposium komen zowel theorie als praktijkvoorbeelden over participatief werken met kinderen en jongeren aan bod.

Extra samenvattingen

  1. Bijdrage 1 door Gijs Mommerency: Inhoud volgt nog!
  2. Bijdrage 2: Een werkmodel voor participatief werken met kinderen en jongeren in de geestelijke gezondheid(szorg). Sarah Bal Gezien participatie met kinderen en jongeren binnen geestelijke gezondheid nog een relatief nieuw gegeven is, dat specifieke kennis en vaardigheden vereist, is de focus van deze bijdrage het aanreiken van een bruikbare definitie en werkmodel voor het concreet participatief werken met de kinderen en jongeren zelf. Kaders, visies en ‘good practices’ van participatie van kinderen en jongeren vanuit de internationale literatuur liggen aan de basis van dit model. Participatie van kinderen en jongeren in domeinen die hen aanbelangen, en bijgevolg in de geestelijke gezondheidszorg, is een recht dat dient te worden gerespecteerd, geïmplementeerd en gewaarborgd. Participatie van kinderen en jongeren binnen het domein van de geestelijke gezondheid staat voor een actieve betrokkenheid in de vormgeving en besluitvorming van de geestelijke gezondheidszorg. Meer bepaald draagt het op een actieve manier bij aan de totstandkoming, de voortgang en de afronding van geestelijke gezondheidszorg èn de evaluatie ervan. Het standpunt en ‘de stem’ van kinderen en jongeren is hierin even relevant en evenwaardig als dat van hun ouders, van de (behandelende) hulpverleners, en van de beleidsmakers.
  3. Bijdrage 3: (Ge)Zinvol werken op een afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie. Els Bradt, Bram Fahy, Sarah Degens Het behoort tot de courante praktijk om ouderbegeleiding op te nemen in het behandelplan van kinderen die zorg krijgen op een afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie. Met regelmaat krijgt deze ouderbegeleiding de vorm van oudergesprekken waarin vooral de verbale dialoog als centrale werkvorm wordt gebruikt. Binnen ons team doorliepen we samen met ouders een zoektocht om tot een meer ervaringsgerichte invulling van onze ouderbegeleiding te komen. Binnen deze bijdrage lichten we graag toe hoe we hierbij aandacht hadden voor participatie van ouders en gezinnen binnen de leefgroep voor kinderen van de lagere schoolleeftijd.
  4. Bijdrage 4: Het gebruik van een groepsvergadering als participatief element in de werking van de dagopname voor jongeren. Merel Pieters en Lore Polfliet Inhoud volgt nog.

 

Workshops en mededelingen

WS18: Jeugdpsychiatrische diagnostiek en spiritualiteit: ‘Benieuwd naar wat er met jou gebeurt’. Nieuwe perspectieven op zingevingsverlenend werken.

Door Belo MUSSCHE, Kinder- en jeugdpsychiater, gezinspsychiater

Social media zijn doordrenkt met mentale gezondheidsquotes. Het echoot er zelfzorg, zelfliefde en zingeving. Ervaringsdeskundigen ADHD, ASS, depressie geven liefdevol, authentiek en kwetsbaar hun wijsheid mee. Jongeren maken theaterstukken over hun traumatische ervaringen in schoolomgevingen. (Dissident) Waar zijn wij als hulpverleners in deze verhalen te bespeuren. Hoe verbinden we diagnostisch/therapeutisch werk en zoekende zingeving? Hoe doe je dat werken van vanuit zingeving, geworteld in wetenschap, het hart verbonden met iets groter dan ons? In deze workshop willen we ons 5 jaar durend kruisbestuivend ‘curator-style’ werk tussen jeugdpsychiatrische diagnostiek, open-hart-cirkels en instagram voorstellen. 5 jaar Experience-based werken in een diagnostisch georiënteerde jeugdpsychiatrische praktijk, open-hart-cirkels begeleidend en scrollend door zingevend Instagram.   We willen de deelnemers ervaringsgericht laten proeven van nieuwe perspectieven op zingevingsverlenend werken.

Belo MUSSCHE, Kinder- en jeugdpsychiater, gezinspsychiater
Privé praktijk in Gent, www.belomussche.be
Poëtisch universum instastories docbelo
FB pagina dokter belo
Warm verbonden met www.re-member-psychischezorg.be voor het begeleiden van Open Hart Cirkels

 

WS19: Te gast in het Peperkoeken huisje: werken met jonge gezinnen vanuit kindgerichte gezinstherapie

Door Greet Splingaer - klinisch orthopedagoog en relatie en gezinstherapeut met experiëntiële wortels (Gestalttherapie) Specialisatieopleidingen in kindgerichte gezinstherapie Erkend als opleider en supervisor door BVRGS en NVRG Coördinator van en stafopleider in Rapunzelvzw te Diest (België) Werkt als gezinstherapeut in Therapiecentrum Rapunzel 

Tijdens de vroege ontwikkelingsfasen van een gezin krijgen de basale gezinsfuncties van hechting en functionele structuur hun eerste vorm en deze thema’s blijven het hele (gezins) leven lang een cruciale rol spelen. Gepaste hulp voor deze jonge gezinnen heeft dus een belangrijke preventieve waarde. In de praktijk merken we dat jonge ouders vaak overdonderd worden met goed bedoeld advies, pedagogische tips en psycho-educatie. Het overheerlijke Peperkoekenhuisje staat te blinken op het pad en lijkt voor iedereen bereikbaar, als je maar je best doet… Voor sommige ouders werkt dit, anderen verdwalen in het bos, kinderen en ouders komen soms in handen van de boze heks. Vanuit kindgerichte gezinstherapie gaan we op zoek om samen met de gezinnen meer voeling te nemen met de ervaringen, de noden, de verhalen, de eigenheid van ouders, kinderen en hun context. Gezinsspelsessies helpen ons om dichter te komen bij kernthema’s en -dynamieken die spelen in het gezin, we vragen kinderen om ons te gidsen doorheen hun ervaringswereld, ouders en zorgfiguren worden aangemoedigd om mee in het speelse contact te stappen. Tussenin volgen reflexieve oudergesprekken die erop gericht zijn meer diepgang en vrijheid te brengen in de beleving van het ouderschap en de opbouw van het co-parenting team. In dialoog met deze jonge gezinnen bouwen we samen aan een huisje dat afgestemd is op de noden van alle betrokkenen en een goede basis biedt voor verdere co-evolutie.

 

M11: The Voice of Kids in ouderschaps- en scheidingsbemiddeling

In deze mededeling staat de stem van kinderen in ouderschaps- en scheidingsbemiddeling centraal. Dit onderzoeksproject* heeft als doel na te gaan hoe de stem van het kind maximaal een plek kan krijgen in de scheidings- en/of ouderschapsbemiddeling van hun ouders. Kiezen voor de stem van het kind, een inclusieve kind-bemiddelingspraktijk is zowel kiezen voor een principe als voor een praktijk, waarin het kind expliciet gehoord wordt in de bemiddeling van de ouders. Het helpt ouders om beslissingen te nemen die rekening houden met de wensen van hun kinderen en het geeft kinderen een veilige plek om hun stem te laten horen rond kwesties die hun aanbelangen. We belichten enerzijds de belangrijkste onderzoeksbevindingen (o.a. vanuit interviews met kinderen en jongeren) en willen daarnaast inspireren met goede praktijken die ruimte creëren voor de stem van kinderen en jongeren. We hopen hiermee meer houvast te bieden aan bemiddelaars en kind-deskundigen die actief zijn in het veld van scheiding- en ouderschapsbemiddeling.

*In het expertisecentrum Resilient People van hogeschool UC Leuven-Limburg zetten we in op dit maatschappelijk relevant onderwerp door lopend onderzoek.

 

WS55: Als contact tussen je gescheiden ouders pijnlijk is

Door Karin Tilmans, Joris Meyers, (CGG de Pont) Bart Heirbaut, Mabel De Niel (Elegast, bijzondere jeugdzorg)

Kinderen uit de Knel is een groepstherapeutisch programma waarbij kinderen en ouders in een lotgenotengroep aan de slag gaan om relaties en contacten minder pijnlijk te maken, om een betere afstemming te vinden op de noden van de kinderen. In deze workshop gaan we aan de hand van ervaringsgerichte oefeningen de deelnemers voeling doen krijgen met de belevingen van kinderen en jongeren waarvan de ouders in een hoogconflictueuse scheiding gevangen zitten. We wisselen uit over de zin en onzin van contact tussen lotgenoten, over de manieren van in contact gaan tussen de ouders (communicatiepatronen), over ervaringsoefeningen in de groep (contact met lijfelijke ervaringen, nodig voor verandering), over het gevoel durven toelaten dat een scheiding pijnlijk kan zijn (helaasheid der dingen). We vertellen over onze ervaringen in het betrekken van de netwerken rond gezinnen bij de groepstherapie. Geven graag mee hoe belangrijk een steunend netwerk van collega’s en diensten is (intervisie en stuurgroep) om met deze gezinnen constructief in contact te kunnen en durven gaan.

 

M12: Van het CHC-intelligentie-model naar handelingsgerichte adviezen

Wanneer we vragen om het uiterlijk, persoonlijkheid, gezondheid e.d. van mensen te beschrijven, gebruiken we nooit één cijfer omdat dit geen voldoende gedifferentieerd beeld geeft van wie ze zijn. Wanneer we echter over intelligentie spreken dan denken we nog te vaak aan één cijfer (in het beste geval met een betrouwbaarheidsinterval) én dit ene cijfer wordt al meer dan 100 jaar gebruikt om soms erg ingrijpende beslissingen te nemen (bijv. doorverwijzing naar buitengewoon onderwijs). De voorbije jaren merkten we dat dit ene cijfer niet meer volstond en ons onvoldoende handvatten geeft om werkbare en effectieve praktijkadviezen te formuleren. Daarom kent het CHC-model een opmars: dit model wordt momenteel beschouwd als het meest wetenschappelijk onderbouwde model van intelligentie en het biedt een zicht op de cognitieve vaardigheden van een kind/jongere met zijn/haar sterktes en zwaktes. Om handelingsgerichte adviezen te kunnen formuleren, hebben we bijkomend een zicht nodig op hoe deze cognitieve vaardigheden al dan niet samenwerken. Hierin heeft het informatieverwerkingsmodel een duidelijke meerwaarde. De combinatie van het CHC-model en het informatieverwerkingsmodel biedt dan ook concrete handvatten om handelingsgerichte adviezen te formuleren voor de praktijk.

 

WS56: SEO Op welke manier kan inschaling van de SEO bij jongeren zorgen voor verbinding binnen gezinnen en hulpverleningsnetwerken?

Door Lisa Liekens, Mobiel Care Combi medewerker An-Sofie Nieuwdorp, Mobiel Care Combi medewerker Yuneco, netwerk geestelijke gezondheid kinderen en jongeren Vlaams-Brabant

Anton Došen ontwikkelde de Schaal voor Emotionele Ontwikkeling (SEO). Binnen deze workshop wordt samen met de deelnemers nagedacht over manieren waarop de SEO als waardevol instrument kan worden ingezet binnen verschillende zorgtrajecten. Er wordt dieper ingegaan op eigen ervaringen bij de afname en implementatie van de SEO bij verschillende doelgroepen (dubbel diagnose, forensische problematieken, suïcidedreiging, etc), alsmede doorheen verschillende trajecten (onder andere: crisis, ambulante langdurende trajecten, korte screeningstrajecten, aanklampende trajecten). Daarnaast wordt ook een onderscheid gemaakt tussen implementatie van de SEO handvaten binnen gezinnen en binnen hulpverleningsnetwerken. Centraal zal de vraag staat: hoe kan dit instrument zorgen voor verbinding, binnen het gezin, in de relatie hulpverlener-jongere, binnen teams, binnen leefgroepen?

 

WS57 + M13: Blended werken met NokNok

Door dr. Veerle Soyez (voorzitter); senior stafmedewerker mentaal welbevinden Vlaams Instituut Gezond Leven vzw en deeltijds docent VUB & Anne Verlinden (workshopbegeleider); stafmedewerker mentaal welbevinden Vlaams Instituut Gezond Leven vzw

Je goed in je vel voelen is belangrijk. Zeker voor jongeren. Maar wat verstaan we daar onder en kunnen we hier zelf iets aan veranderen? Gelinkt aan het kader van de ‘geluksdriehoek’ – een toegankelijk en educatief model over mentaal welbevinden – ontwikkelde het Vlaams Instituut Gezond Leven vzw een online platform voor jongeren van 12 tot 16 jaar: www.noknok.be. Het platform bundelt informatie, tips en oefeningen en testjes waar jongeren zelfstandig mee aan de slag kunnen.

In een eerste deel van deze workshop belichten we (beknopt) de achtergronden, onderbouwing en visie op geestelijke gezondheid(sbevordering), die de basis vormden voor het ontstaan van de geluksdriehoek én voor Noknok. We bespreken de bouwblokken van geluk en de oranje bol die ons soms uit balans kan brengen. Aansluitend stellen we Noknok.be voor. We leren hulpverleners die werken met jongeren manieren aan om de website -en bijhorend interactief coachingsplatform- goed te gebruiken in hun consultaties. Een win-win voor de jongere én de hulpverlener.

 

WS58: Module identiteitsontwikkeling bij jongvolwassen in een residentiële behandeling

Eén van de belangrijkste ontwikkelingstaken binnen de jongvolwassenheid is het ontwikkelen van een gevoel van identiteit; een antwoord op de vraag “wie ben ik?”. Heel wat jongvolwassenen lopen hier echter in vast. Ook binnen de Jovo afdeling in KARUS (Melle) is dit een thema waarmee we graag aan de slag gaan. Binnen het residentieel programma werken we aan de hand van modules. In deze workshop delen we onze ervaringen in het werken met een module rond dit specifiek thema. De module is opgebouwd uit twee delen: een psychologisch en non-verbaal gedeelte om zo veel mogelijk aan te sluiten op de interesse gebieden en leermogelijkheden van de jongvolwassenen. In de groepssessies komen o.a. volgende thema’s aan bod: gender, geaardheid en seksualiteit - relaties en grenzen - feedback van anderen - zelfexpressie en lichaamsbeleving - sociale media – kwaliteiten, talenten en vaardigheden - hobby’s en interesses. Al deze thema’s vormen samen een antwoord op de vraag: wie ben ik?

 

WS59: Een positief leefklimaat in Jeugdzorg Ter Elst

Onderzoek toont aan dat kinderen in een residentiële voorziening zich thuis willen voelen in hun leefgroep, dat ze er mogen zijn, dat men geen vooroordelen heeft over hen, en dat men in hen gelooft. Met een open, positief leefklimaat vervul je de basisbehoeften van de mens (autonomie, betrokkenheid, competentie). Aan het belang van een open leefklimaat lijkt niemand te twijfelen, maar toch lijkt de aandacht hiervoor de laatste jaren in de praktijk en literatuur ondergesneeuwd te zijn door de focus op het inzetten van wetenschappelijk onderbouwde behandelingsmethoden op leefgroeps- of cliëntniveau. En hoe doe je dat, een positief leefklimaat installeren in een groep van 9 kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele problemen? Observatie-en behandelingscentrum Jeugdzorg Ter Elst kreeg de kans om mee te stappen in een academische werkplaats over Positief Leefklimaat (UGent), en wil enthousiast delen en debatteren over kansen en valkuilen.

 

WS60: Mobiele hulpverlening: wat werkt?

Door: het Mobiel team WINGG: Marijke Vandepitte, Tessa Koentges en Wannes Vandenbussche

Het is een hele uitdaging om uit te klaren wanneer en waarom mobiel werken (hulpverlening in de context van het kind/de jongere) noodzakelijk is. Het is een vraag die we ons als mobiel team vaak stellen, alsof we onze identiteit voortdurend proberen te definiëren en zo steeds dichter willen komen bij wat nu echt de kern van het mobiel werken uitmaakt. Mobiele werken loopt gelijk maar verschilt ook sterk van andere vormen van hulpverlening. Wat ons hierbij zeker kan helpen, is kijken naar succesvolle behandelingen. We willen met behulp van de beschrijving van een “good-practice”-casus, uitzoeken welke factoren en elementen een faciliterende rol spelen in de uitkomst, en wat daarbij inherent is van het mobiel werken. Waar wij het gevoel hebben dat mobiel werken echt noodzakelijk was en misschien ook de enige manier was om iets te kunnen betekenen voor de jongere en hun context. Je treedt als hulpverlener binnen in de leefwereld van jongere, in het gezin systeem waarbij je als hulpverlener heel wat ervaart, aanvoelt, de kansen en uitdagingen ziet. Je maakt contact met iedereen van het gezin: de jongere en de ouders, broers of zussen en eventuele huisdieren. Je werkt als hulpverlener met je eigen – ik – met je eigen kader, met je buikgevoel. Dit maakt het mobiel werken uniek maar ook laagdrempelig voor het gezin. Op die manier proberen we iets te betekenen naast de ambulante hulpverlening, of gaan we van start waar de ambulante hulpverlening ontoereikend is. Interactief met de deelnemers, die vanuit eigen succesvolle behandelingen factoren kunnen bijdragen, en zo elkaar kunnen inspireren.

 

WS61: Caro Outreach naar residentiële jeugdzorg

In Yuneco Caro Outreach proberen we jongeren met een psychische kwetsbaarheid die in de residentiële jeugdhulp verblijven te ondersteunen met een GGZ-aanbod op maat. We zetten hierbij zowel in op een individueel aanbod voor de jongere als op ondersteuning, consult en advies naar leefgroepbegeleiding. In dit werk zoeken we met leefgroepen naar het inzetten van een trauma-sensitief leefklimaat, zodat kinderen en jongeren weer zoveel mogelijk binnen hun window of tolerance kunnen functioneren en verder kunnen groeien en ontwikkelen. We zoeken hierbij naar de afstemming tussen de noden van de jongeren en de mogelijkheden van de leefgroep. Daarnaast nemen we tijd om met de leefgroepbegeleiding van een jongere stil te staan bij de impact van bepaald gedrag op het eigen functioneren, en de eigen copingsmechanismen, alsook de impact op teamdynamieken en groepsprocessen. Deze workshop wil onze werkwijze met u delen, enerzijds aan de hand van praktische voorbeelden uit ons werkveld, anderzijds ook door zelf deel te nemen alsof het een jongere betreft die u aan het hart gaat.

 

WS62: De magie van verbinding

Door: Ilse Van Loy, kinder-en jeugdpsychiater, cognitief gedragstherapeute en psychodynamisch kinderpsychotherapeut  & Tine Van Wouwe, klinisch psychologe, psychodynamisch kinderpsychotherapeut.

Contact en verbinding zijn dé fundamenten van ons menselijk zijn. Zonder kunnen we niet overleven, laat staan groeien en ontwikkelen tot gezonde, gelukkige volwassenen. Spel is een cruciaal ingrediënt in dit contact. De eerste uitwisseling tussen zorgfiguur en kind is een zoeken naar contact, naar verbinding en uitwisseling. Daar kan de meest primitieve vorm van spelen ontstaan: een uitwisseling tussen twee mensen waarbij geprobeerd wordt betekenis te geven aan datgene wat gebeurt. Het is via spel dat ouder en kind werken aan regulatie en groei. Spelen op zich is therapie (Winnicott, 1968). Een kind dat speelt, leert omgaan met zijn eigen gevoelens, met anderen, met de wereld rondom hem. Spel zorgt ervoor dat de realiteit voor een kind kneedbaar, veranderbaar en verteerbaar wordt. Spel is de bron van menselijke ontwikkeling, creativiteit en mentaal welzijn. Spel is voor een kind, wat woorden kunnen zijn voor een volwassene. Bij een kind dat vastloopt in de realiteit en in zijn ontwikkeling, keren we terug naar de basis, naar de taal die hen kan helpen betekenis te geven. Aan de hand van casusmateriaal nemen we jullie graag mee in onze speelse avonturen op zoek naar contact, overheen ijzige vlakten en eindeloze woestijnen.

 

WS63: ‘Ja, ik wil en ik wil ook niet’: Contact maken met ouders en kinderen op een afgestemde wijze om tot een veilige samenwerking te komen

Een eerste hulpverlenerscontact is voor ouders en kinderen vaak een spanningsvolle en kwetsbare onderneming. In deze workshop staan we stil bij de eerste fase van het samenwerkingsproces binnen de gezinstherapie. Het gaat over hoe je als therapeut afgestemd in contact kan komen met de verschillende partijen. De postmoderne stromingen binnen de systeemtherapie hebben ons taal gegeven om goed aan te sluiten bij de kinderen en gezinnen en handvatten bezorgd om op een gelijkwaardige basis een dialoog aan te gaan (Sermijn & Hillewaere, 2018). In gezinstherapie met kinderen gaat bijzondere aandacht uit naar hoe kinderen zich via spel, spontaniteit en humor uitgenodigd voelen om deel te nemen aan het therapeutisch proces. Op die manier worden kinderen ook aangesproken om een bijdrage te leveren in het omgaan met de moeilijkheden (Freeman & Epston, 1997). We vertrekken vanuit een casus waarbij de ouders en het kind, zichzelf en hun gezin als opgesloten in een gebied van problemen ervaren. We focussen op de eerste fase van het proces. Er wordt stilgestaan bij vragen die helpend zijn om op een constructieve manier in contact te komen, en die verhinderen meegezogen te worden in de probleemverhalen. De deelnemers worden in groepjes ingedeeld om zich in te leven in een partij om van daaruit mee te luisteren en te reflecteren. Er wordt ook creatief casusmateriaal ingebracht ter verduidelijking.

 

WS64: De integratie van talenten in een psychomotorische observatie activiteit

Tijdens psychomotorische observatie wordt er doorgaans gekeken naar wat afwijkt van het 'normale' gedrag en de te trainen vaardigheden. Vanuit de positieve psychologie, bieden de talenten een aanvullende zienswijze waarbij de nadruk ligt op de krachten en sterktes die reeds aanwezig zijn. In de workshop gaan we zelf actief aan de slag in een psychomotorische activiteit zoals dat gebeurt in de kinder-en jeugdpsychiatrie van het UZ Gent, waarbij we op zoek gaan naar de talenten van de deelnemers die aan bod komen in de activiteit. De workshop is hoofdzakelijk ervaringsgericht.

 

WS65: Non-verbale therapeuten UKJA: de theoretische kant van vaktherapie

Door Vaktherapeuten UKJA: Hanne Boonen: beeldend therapeut afdeling externaliserende stoornissen, Rosana Pinheiro: dans- en bewegingstherapeut, internaliserende stoornissen Van Celst,  Manon Misonne: muziektherapie, internaliserende, externaliserende stoornissen en eetstoornissen, Johanna Leps: beeldend therapeut, internaliserende stoornissen Van Celst

Contact maken kan op verschillende manieren gebeuren: met jezelf, met de ander, met materiaal. Welk appèl wekt materiaal of een object bij een client uit om contact mee te maken? Nodigt een bal uit tot spelen? Een wasco krijt tot tekenen? Een microfoon tot zingen? Al deze ervaringen zijn vormen van contact maken. Via de vaktherapeutische taal, naast het gesproken woord, komt een kind of jongere tot exploratie en mogelijks verandering in zijn doen, voelen en denken. In deze workshop laten we jullie vaktherapie ervaren en kaderen we jullie belevingen binnen de theoretische achtergrond van vaktherapie.

 

WS66: Waakzame Zorg in een kinderpsychiatrische leefgroep voor lagereschoolkinderen

Door Sara Wouters, Julie Van Boxstael,  Karolien ten Haaf

PAika Kids (UZ Brussel) is een residentiële leefgroep voor kinderpsychiatrische observatie, diagnostiek en behandeling bij lagereschoolkinderen. Een belangrijk thema binnen deze doelgroep is het omgaan met gedragsproblemen en de bijbehorende agressie. In 2012 werden Nieuwe Autoriteit en de methodiek Geweldloos Verzet geïntroduceerd. Sindsdien is dit steeds verder doorgedrongen in onze werking. Een belangrijk onderdeel van Nieuwe Autoriteit is het concept Waakzame Zorg, waarbij opvoeders flexibel moeten kunnen wisselen tussen het kind aanwezigheid en begrenzing bieden enerzijds en het ruimte en verantwoordelijkheid geven anderzijds. In deze workshop lichten we toe hoe we de theoretische principes van Nieuwe Autoriteit, Geweldloos Verzet, Waakzame Zorg, Complex Trauma, Ontwikkelingspsychologie en Emotieregulatie naar de praktijk vertalen en samengieten in ons fasesysteem. Het fasesysteem bestaat uit vier pijlers: Zelfzorg, Leefregels, Ik & De Ander en Het Venster. Tijdens teamvergaderingen bespreken we hoeveel nabijheid een kind nodig heeft en hoeveel verantwoordelijkheid het zelf al kan dragen (heel dichtbij - heel ver). Het creëert een gemeenschappelijke taal en stuurt onze houding aan t.o.v. de kinderen. De kinderen en hun zorgfiguren krijgen een duidelijk - gevisualiseerd- kader, zodat ook zij weten hoeveel nabijheid we zullen bieden en waar we hen bij zullen ondersteunen. Tijdens deze workshop bespreken we de effecten van dit systeem op onze werking. We lichten onze ervaringen toe aan de hand van de kliniek en nemen jullie actief mee op weg.

 

WS67: Vaderschap en kinderpsychiatrie

Als jonge vader van 2 kinderen (bijna 3), startende kinder- en jeugdpsychiater en systeemtherapeut in opleiding (Interactie-Academie) heb ik afgelopen jaar een presentatie gegeven op de dienst kinderpsychiatrie, UPC KULeuven voor de collega's ASO en supervisoren kinderpsychiatrie omtrent vaderschap en kinderpsychiatrie. Deze twee onderwerpen hebben verschillende intersecties waar reeds talrijke studies over zijn gepubliceerd, zowel klinisch-wetenschappelijk, door de verschillende psychotherapiestromingen etc... Toch blijf ik ervaren dat in ons vakgebied (met overwegend vrouwelijke hulpverleners) vaders onbedoeld 'stiefmoederlijk' behandeld worden. Ik wens de deelnemers uit te dagen hoe vaderschap in de klinische praktijk wordt benaderd, hoe vaders vlotter kunnen worden bereikt en welke biases mogelijks spelen in de benadering van vaderschap.

 

WS68: “Mijne cuisson is goed...” Over verbindend begrenzen met en door ouders. Oudergroepen in Huis 6 met nieuwe autoriteit als gedachtegoed

We vinden het vanuit Huis 6 (Vleugel K, UPC KuLeuven), een therapeutische dagbehandeling voor jongeren, erg belangrijk om met ouders te werken. Ouders kennen hun kind al langer en beter dan wie dan ook, zij zijn een belangrijk deel van de oplossing. We brengen ouders samen tijdens enkele oudergroepen waarin we werken vanuit het gedachtengoed van Nieuwe Autoriteit. Nieuwe Autoriteit is een eenvoudig maar krachtig opvoedingsmodel dat gebaseerd is op een veilige verbinding. De oudergroepen lopen parallel met het traject van de jongeren en hun gezin in Huis 6. In deze sessies creëren we tijd en ruimte om stil te staan bij het denken en handelen van ouders zelf. Samen met ouders vormen we een team in de zorg voor hun kind. We verbinden als team met ouders en proberen opnieuw verbinding tussen ouder en kind te zoeken. Ouders samenbrengen zorgt ook vaak voor een bron van onderlinge steun. Vanuit de methodiek van Nieuwe Autoriteit werken we rond verbinding en zetten we ouders terug in hun kracht. Verbindend gezag geeft ouders opnieuw houvast. Naast het algemeen ouderaanbod ‘kennismaking met nieuwe autoriteit’, bieden we ook groepen aan voor ouders van jongeren met een specifieke problematiek: ‘geweldloos verzet bij eetstoornissen’ en ‘geweldloos verzet bij angststoornissen (SPACE)’. We willen jullie tijdens deze workshop praktijkgerichte voorbeelden brengen. Ook ouders dragen bij met eigen getuigenissen.

 

WS69: De helende kracht van contact: ontwikkelingsperspectieven vanuit Partners in Parenting

Door Ellen Schoofs: Teamleider MFC Bethanië, Eline Gielen: Projectcoördinator PnP MFC Bethanië, dr. Koen Vandenbosch: Kinder- en Jeugdpsychiater MFC Bethanië

internationale richtlijnen bevelen therapeutische pleegzorg aan als eerste keuze interventie bij kinderen met ontwikkelingstrauma en/of hechtingsproblematiek die opgroeien in een onveilige thuissituatie. Recent onderzoek beschouwt behandelpleegzorg als een waardevolle en duurzame interventie voor kinderen met complexe gedrags- en emotionele problemen. Partners in Parenting is een orthopedagogische en therapeutische vorm van behandelpleegzorg die een alternatief én aanvulling vormt voor langdurige residentiële hulpverlening. P&P is ontstaan vanuit MFC Bethanië om een antwoord te bieden op de nood aan contact en perspectief met betekenisvolle anderen. Kinderen met een complexe problematiek vormen een bijkomende uitdaging voor duurzame trajecten in reguliere pleegzorg en hulpverlening. Via de orthopedagogische en therapeutische P&P-werking creëren we ook voor deze doelgroep corrigerende hechtingservaringen, waarbij zorg op maat, bevordering veerkracht en ontwikkelingsstimulering centraal staan. Het concept van Partners in Parenting betekent letterlijk : verschillende partners en netwerken bundelen intensief de krachten in functie van ontwikkeling en groei bij het kind . “ It takes a whole village to raise a child” vormt hierbij de inspiratiebron. De risicofactoren voor “breakdown” in pleegzorg vormen een grote uitdaging. Op basis van het inhoudelijke concept en de fasegerichte P&P-werking proberen we hier met voldoende aandacht, voorzichtigheid en expertise een antwoord op te bieden. Het handboek Partners in Parenting bundelt de rijkdom aan leerervaringen vanuit 10 jaar P&P-werking. In deze interactieve workshop willen we graag deze inspiratiebronnen delen. Het handboek vormt de basis waarop P&P-werkingen worden vormgegeven in vijf Vlaamse provincies, in samenwerking met Agentschap Opgroeien en de provinciale pleegzorgdiensten.

 

WS70: Hey, ik ben oké’: lees – en doeboek ‘Avonturen aan de Wondere Ommesprong’ voor kinderen van de basisschool

Avonturen aan de Wondere Ommesprong – een ‘Hey, ik ben oké’-workshop Marleen Jans, bezieler van Ankerpunt vzw, schreef vanuit haar jarenlange ervaring als psychotherapeute, het ‘Hey, ik ben oké’ lees – en doeboek ‘Avonturen aan de Wondere Ommesprong’ voor kinderen van de basisschool. Het boek bestaat uit twee delen: 1. Het verhaal: Dieren vertrekken samen op avontuur, elk diertje met z’n kwaliteiten en uitdagingen. Ze leren om samen te werken en als team naar een gezamenlijk doel te streven. Zullen ze hun missie kunnen volbrengen? 2. Aan het verhaal zijn opdrachten, oefeningen en methodieken verbonden die kinderen samen met hun ouder, leerkracht of hulpverlener kunnen doen om hun veerkracht en welbevinden te bevorderen. Het ‘Hey, ik ben oké lees- en doeboek’ leert kinderen om zelf agency te nemen over hun mentaal welzijn en zorgt simultaan voor verbinding tussen kind en steunfiguur (ouder, leerkracht, hulpverlener,…). Het boek kan gebruikt worden op talloze manieren, één-op-één, voor groepen, in de klas,… De technieken zijn gebaseerd op verschillende psychotherapeutische stromingen, waaronder CGT, creatieve- speltherapie, mindfulness en nog veel meer. Marleen Jans heeft tijdens haar beroepscarrière zich verdiept in verbindende communicatie, systeemtheoretische psychotherapie, … Deze invloeden worden zeker weerspiegeld in het boek. Tijdens deze workshop geeft Marleen wat meer uitleg over hoe het boek te gebruiken en geeft ze een voorsmaakje met enkele technieken en hun werkzaamheid en brengt ze een uniek inzicht in de achterliggende theorie. Zeker een bezoekje waard!

 

M14: Ouderschap & scheiding

Bij een scheiding komt veel kijken. Er valt heel veel te regelen tussen jullie als (voorlopig nog) partners naar weldra individuele ouders van jullie gezamenlijk(e) kind(deren). Over de juridische kant en het financiële luik is er al heel wat informatie beschikbaar en kan je reeds bij heel wat mensen of instanties terecht. Maar zijn jullie voldoende ingelicht over de emotionele Roller Coaster waar jullie mogelijks in terecht kunnen komen? En hoe vertel je je kind dat je gaat scheiden? Staan jullie voldoende stil bij de impact van de scheiding op de kinderen en houden jullie voldoende rekening met zijn/haar stem in dit verhaal?

Extra samenvattingen

Je kind steunen tijdens en na de scheiding Een scheiding heeft een zware impact op een kind en zo'n life-event is voor een kind daarenboven ook veel moeilijker te begrijpen/plaatsen dan voor een volwassene. Tijdens deze lezing is er vooral aandacht voor de belevingswereld van je kind in het ganse scheidingsproces. We gaan ook dieper in op de scheidingsboodschap, hoe je kan blijven waken over ieders welbevinden tijdens deze moeilijke periode en vooral wat voor het kind belangrijk is.

 

 

 

 

 

 

 

 

Laatste update op: 13-07-2022